|  
        G
   
           
             | G3
                       - Rockin' in the Free World
 |  
             | Label: | Epic |  
             | Site: | Satriani |  
             | Jaar:  | 2004 |  
             | Duur: | --,-- / --,-- |  
           
             | Recensent: | OProg |  
             | Waardering: |      |  |  G3
          is het reizende gitaarcircus van topgitarist Joe Satriani. Samen met
          voormalig leerling en maatje Steve Vai trekt hij de wereld rond om
           te laten horen wat er allemaal kan op gitaar. De derde persoon in
           dit 'Schredfest' is telkens verschillend. Na Steve Johnson en John Petrucci ging deze keer Yngwie Malmsteen mee. Vreemd is dat de volgorde van spelen precies andersom is neergezet. Satriani begint op de cd terwijl hij op de tour pas als laatste het toneel betrad. Satriani zal bekend zijn bij menig luisteraar en wat hij nu neerzet is zoals altijd knap en snel. Hij laat vijf bekende nummers horen, 'The Extremist', 'Crystal', 'Always With Me, Always With You', 'Midnight' en 'Mystical Potato Head Groove Thing'. Hiervan is alleen 'Mignight' niet te vinden op zijn livealbum 'Live in San Francisco' en eigenlijk kan je net zo goed die draaien als je dat al in de kast hebt staan. Daarna is het  de beurt aan Vai. Wat hij neerzet is wel erg gaaf. Misschien wat muzikaler dan Satriani en met twee geweldige bandleden, meestergitarist Tony MacAlpine (Planet X) en bassist Billy Sheehan (Niacin). Drie nummers zijn te horen, te weten 'You Here', 'The Reaper' en 'Whispering'. Dit is wel het hoogtepunt van de cd te noemen en dat is voor een deel te danken aan de mensen die hij om zich heen heeft. Hierdoor is het toch anders, op een positieve manier dan de normale uitvoeringen van de nummers. Wat mij betreft had Tony MacAlpine meteen als derde gitarist mee mogen doen want nu hebben we de 'eer' om te luisteren naar  overspannen gepiel van Yngwie Malmsteen. Lieve help zeg, wat kan ik hier, in tegenstelling tot de twee voorgaande heren, slecht naar luisteren. Dit is echt zoveel mogelijk noten in een seconde proppen en qua compositie kan ik er ook niet echt opgewonden van worden. Technisch allemaal knap en leuk maar verder moet ik bekennen dat ik dit niet vaak wil draaien (lees: één keer is meer dan genoeg).  De tweede CD laat het hele stel tegelijk horen. De eerste twee nummers zijn Hendrix covers, 'Voodoo Child' en 'Little Wing'. Komop zeg, waarom nou de zoveelste versie van dit werk?! Het is allemaal wel knap gedaan en de heren gitaristen zullen de grootste lol hebben gehad bij het spelen maar wat mij betreft hadden ze best iets origineler kunnen zijn. Wel leuk is de Neil Young cover 'Rockin'
          In The Free World'. Aardige keuze en weer eens wat anders. Wat mij
           betreft dan ook het enige boeiende dat op cd twee te vinden is.
 De conclusie van deze gitaarreis kan zijn dat dit leuk is om een keer goedkoop aan te schaffen. De goede dingen die wat toevoegen zijn Vai en de Young-cover. Satriani op deze manier ken ik wel en Malmsteen is niet mijn ding. Hadden ze maar een cd uitgebracht waarop Petrucci mee deed. Wat ik daar van heb op bootleg van de vorige tour van G3 was stukken leuker. Slecht is dit album nimmer, maar echt bekoren kan het me grotendeels niet, zodoende kom ik uit op twee OJE's. Er is ook een dvd van uitgebracht en misschien is dat wel leuk om naar te kijken. Het zien gebeuren is over het algemeen gaver dan er op cd naar luisteren bij dit soort muziek.
 OProg (6-2004) Bezetting: Joe Satriani - Guitar, Harmonica, Vocals, Producer
 Steve Vai - Guitar, Vocals, Producer
 Yngwie Malmsteen - Guitar, Vocals, Producer
 Billy Sheehan - Bass
 Matt Bissonette - Bass, Vocals
 Jeff Campitelli - Drums
 Tony MacAlpine - Guitar, Keyboards
 Dave Weiner - Guitar (Rhythm)
 Garry Henson - Guitar (Rhythm), Vocals
 Jeremy Colson - Drums
 Patrick Johannson- Drums
 
 
          
 
 Het 
            heeft even geduurd sinds het vorige album "Following Ghosts" 
            uit 1998, maar het nieuwe Galahad album "Year Zero" is
            er.
            De stijl van Galahad gaat door voor "neo-prog", een label 
            dat door de band zelf niet wordt onderschreven. De muziek doet zelfs 
            wat ouderwets aan zonder dat nu als een negatieve kanttekening te 
            beschouwen. De songs op dit album bergen een enorme variëteit aan muzikale 
            invalshoeken, soms zelfs met een symfonisch karakter, maar ook met 
            zeer stevige kanten, vooral in de tien minuten track "Democraty".
            Het album is een conceptalbum, de fragmentarische boodschappen per
            song zijn duidelijk, maar het plot van het totale concept is mij
            tot nu toe ontgaan.
 Stuart Nicholson is een goede zanger met een wat nasaal stemgeluid 
            welk misschien enige gewenning vraagt. De inbreng van John Wetton 
            is goed, maar bij het waarom zet ik toch vraagtekens, gezien de kwaliteiten 
            van Nicholson. De songs zonder Wetton behoren toch tot de besten waarbij 
            "Ever the Optimist", "Haunted", "Hindsight 
            I en II" en "The September suite" overgaand in "The 
            World is watching" tot de hoogtepunten behoren. Opvallend blijven 
            de "ouderwets" klinkende keyboards met regelmaat de boventoon 
            voeren.
 Duidelijk is dat Galahad in hun vijftienjarige bestaan is gegroeid 
            tot een vakkundige band die een niet vernieuwend album heeft afgeleverd, 
            welk, na enige draaibeurten, tot een hoogtepunt van het jaar kan worden 
            gerekend.
 De productie en geluidskwaliteit is misschien niet topklasse maar 
            zeker uitstekend. Galahad is een band die in "eigen beheer" 
            werkt en via hun label "Avalon Records" de cd's uitbrengt. 
            Storend is wel dat het album vijftien songs heeft en er veertien op 
            de hoes worden weergegeven. Dit wordt veroorzaakt door het dubbele 
            "Hindsight". Het schoonheidsfoutje wordt goedgemaakt door 
            de prachtige hoes, zowel van binnen als van buiten.
 Gelijk als bij de opening van "Following Ghosts" wordt aangekondigd, 
            geldt ook voor deze cd, "set your stereo on ELEVEN".
 Het
             album is in Nederland moeilijk verkrijgbaar. De bandsite kan uitkomst
             bieden.
 
 
 JProg
                  (2003)
 Bezetting:
 Stuart
               Nicholson - zang
 Dean Baker - keyboards
 Roy Keyworth - gitaar
 Neil Pepper - bas
 Spencer Luckman - drums
 
 Gasten:
 John Wetton - Vocals
 Jonathan Prentice - Baritone voices
 Lorraine Rowan - Soprano voices
 Nicki Clewlow - Alto voices
 Sarah Quilter - Flute, saxophone, clarinet, vocals
 Rob Booth - Trumpet
 Sabino Andreotti, Wai Lim Kai, Yun Hwa Son - various
 
 Discografie 
              (gedeeltelijk):
 Nothing is written (1991)
 In a moment of complete madness (1993)
 Sleepers (1995)
 Classic Rock live (1996)
 Following Ghosts (1998)
 Year Zero (2002)
 
               Het
                 Zweedse Galleon speelt traditionele symfomuziek. Vanaf het eerste
                 album Lynx is de stijl niet erg veranderd. In die zin is er geen
                opzienbarende  ontwikkeling is het bandrepertoire waarneembaar.
                Liefhebbers van lange  epische songs kunnen met Galleon heel veel
                genieten. Keyboardgedragen  muziek met op de juiste momenten gitaarwerk
                welke die rol overneemt  dit alles gesteund door een degelijke
                bas/drum sectie.
 De cd opent met ' Art Gallery', een lange song die direct Galleon
              laat horen zoals reeds omschreven. De zang van Göran Fors
              past erg goed bij de band. Minpunt is wel het zware accent waarmee
              de teksten, weliswaar goed verstaanbaar, gebracht worden. Een prachtige
              opening, met veel interplay tussen keyboards en guitaar, rijk aan
              variatie. Vervolgd wordt met 'Operating Manual' , ook weer ruim
              10 minuten. Wat vlotter dan de reguliere Galleon-tracks, haast
              wat poppy, met opvallend fraai mellotronwerk van Ulf Petterson.
              Deze toetsenist behoort naar mijn menig tot de topkeyboardspelers
              in de symfomuziek. Deze Petterson speelt werkelijk de prachtigste
              passages aan elkaar en weet telkens met schitterende wendingen
              te verrassen. Het wat kortere 'Starborn' opent met een theatraal
              doedelzakgeluid en behoudt een majestueus thema waarin Göran
              Fors trefzeker een prachtige tekst neerzet. 'House of Plenty' is
              wat traditioneel, zelfs voor Galleon, maar is geweldig stemmig
              met het keyboard als overheersend instrument. Wederom een schitterende
              melancholieke tekst die aan een ver verleden doet denken. Prachtig
              is de passage met een huilend mellotron overgaand in spel waar
              je de mechanica van het instrument hoort bewegen. Een spetterend
              drumsalvo maakt je wakker.
 Zo breekt het hoogtepunt van het album aan, 'The Wanderer', ruim
              21 minuten en het verveelt nooit. Wederom een prachtige tekst
              van Ulf Petterson ditmaal. De teksten mogen er toch zijn, prachtig
              mysterieus met veel geheimzinnigheid en met regelmaat diepzinnigheid.
              Dit 'The Wanderer' bezit alle ingrediënten die symfonische
               rockmuziek zo mooi kan maken en deze track is volledig geslaagd.
               Een meesterwerk dat eindigt met mysterieuze teksten die mij na
               tientallen draaibeurten nog steeds kippenvel bezorgen door het
               Joachim Stiller-achtig karakter van de eindpassage.
 
 I heard a knock on my door, and I knew I heard it before, there was
               no one outside, I could see his footprints in the snow, and the
              wind  was blowing, clouds were chasing, and the moon was shining
              down.
 
 Mind over Matter was in 1998 mijn nummer 1 cd in de jaartoplijst
            en  5 jaar later vind ik dat nog altijd een terechte keuze.
 JProg
                (2003)
 Bezetting:
 Göran
             Fors - vocals, bass, bass pedals
 Ulf Petterson - keyboards
 Mikael Värn - guitars
 Dan Fors - drums
 Discografie:Lynx (1993)
 Heritage and visions (1994)
 The king of Aragon (1995)
 The all European hero (1996)
 Mind over Matter (1998)
 Beyond Dreams (2000)
 
   
              
                | Gandalf
                          - 
  
   Colors of a new Dawn
  |  
                | Label: | Real
                Music |  
                | Site: | Gandalf |  
                | Jaar:  | 2004 |  
                | Duur: | 55:25 |  
              
                | Recensent: | JProg |  
                | Waardering: |      |  |  Voor de één
                  een geweldenaar, voor de ander een artiest waarmee je het met één
                  album wel gehoord hebt. Ik heb het over de Oostenrijkse multi-instrumentalist
                  Gandalf alias Heinz Strobl. De man heeft sinds ‘Journey To
                  An Imaginary Land' uit 1980 liefst achtentwintig(!) albums
                  uitgebracht waaronder vier verzamelcd's en maar één
                  livealbum, ‘Symphonic
                  Landscapes'. Dat laatste is opmerkelijk omdat Gandalf veelvuldig
                  live optreedt. Discografie:Deze Heinz Strobl, die zichzelf waarschijnlijk beter als Gandalf kent, bespeelt
  een brede waaier aan instrumenten. Uiteraard keyboards in allerlei soorten
  en maten naast gitaren en andere snaarinstrumenten ook weer in diverse varianten.
  Deze worden altijd op een onmiskenbare en unieke manier bespeeld en hij produceert
  op die wijze een fraaie mix van elektronische en akoestische muziek. 
  De op
  zijn vele reizen opgedane indrukken en ervaringen heeft hij op allerlei manieren
  muzikaal verwerkt waarbij de grenzen tussen de verschillende muziekstijlen
  overbrugd worden. Het onderstreept voor hem zijn gegroeide besef dat er tussen
  de verschillende culturen meer overeenkomsten dan verschillen zijn.
 Maakt hij dan World Music? Dat slechts op spaarzame momenten en terugkijkend
  naar zijn discografie zijn er diverse perioden te onderscheiden. Zijn eerste
  tien albums hebben duidelijk progressieve kenmerken, een pionier in de elektronische
  muziekstijl, waarna meer een  New Age richting werd gekozen.
  Voor het fameuze New Age label Sattva heeft hij van 1994 tot 1999 liefst vijf
  cd's gemaakt. In 1992 heeft hij op ‘Gallery of Dreams' de samenwerking gezocht
  met Steve Hackett waardoor een ander wat energieker album ontstond. Gandalf
  doet niet alles alleen in zijn eigen ‘Seagull Studio'. Tracy Hitchings heeft
  een album met hem gemaakt, ‘To Our Children's Children', en de laatste jaren
  drumt zoon Cristian regelmatig mee. Ook Peter Aschenbrenner - fluit, sax, zang
  - is een vaste verschijning.
 Op deze ‘Colors of a new Dawn' doet hij tien nummers warempel alles zelf behoudens
  de zang van Julia Martins, ook vaker meegedaan, op één nummer.
  De rode draad van het Gandalfconcept is ook hier aanwezig. Muziek geïnspireerd
  door de natuur en wijsheden en legenden uit verschillende culturen.
  Vanaf de opening ‘Rhythm of the Tides' tot en met het afsluitende ‘Brighter
  than a Star' klinkt Gandalf warm, gelaagd en harmonieus. De tracks bieden de
  inspirerende compositorische rijkdom waardoor hij zo bijzonder is. Het zeer
  orkestrale ‘Iris' is een hoogstandje, ‘From distant Shores een buitenbeentje
  door de a-tonische zangsamples. ‘In the Presence of Angels' geeft een mooi
  contrast door de leidende zang van Julia Martins. De titeltrack is een zeer
  klassiek pianostuk met een bedwelmende atmosfeer maar ook de overige nummers
  bevatten alle elementen die bij Gandalf horen.
 Het album biedt tijdloze muziek en doet de luisteraar nadenken over andere
  zaken dan die in onze Westerse consumptiemaatschappij belangrijk schijnen te
  moeten zijn. Maar het reflecteert ook vreugde en droefenis, innerlijke gevoelens.
  In vergelijking met ander werk uit de omvangrijke Gandalfcatalogus
  grijpt hij voor wat stijl betreft enigszins terug op zijn eerste albums waarbij
  hij nu gebruik kan maken van de hedendaagse technische mogelijkheden. Een cd
  met frisse composities die weer iets toevoegt aan wat hij eerder heeft gemaakt.
 
 JProg (4-2005)
 
 Bezetting:
 Gandalf - acoustic 12-string guitar & classical nylon guitar, electric
  guitars,
 bouzuki, saz, piano, mellotron, keyboards & soundsamplers, percussion
 
 Gast:
 Julia Martins - vocal
 Journey To An Imaginary Land (1980)
 Visions (1981)
 To Another Horizon (1982)
 Magic Theatre (1983)
 More Than Just a Seagull (1983)
 Tale From A Long Forgotten Kingdom
            (1984)
 The Shining (1985)
 The Universal Play (1987)
 Fantasia (1987) Verzamelcd
 From Source to Sea (1988)
 Invisible Power : A Symphonic Prayer (1989)
 Labyrinth (1990)
 Symphonic Landscapes (1990)
 Reflection (1991)
 Gallery of Dreams (1992)
 The Stones Of Wisdom (1992)
 To Our Children's Children (1994)
 Colours Of The Earth (1994)
 Echoes From Ancient Dreams (1995)
 Magical Voyage (1995) Verzamelcd
 Gates to Secret Realities (1996)
 Barakaya - Trees Water Life (1997)
 Into The Light (1999)
 20 Years of Gandalf Visions 2001 – (2001) Verzamelcd
 The Fountain
            of Secrets (2002)
 Between Earth And Sky (2003) Verzamelcd
 Colors of a New Dawn (2004)
 
 
   
              
                | Gentle Giant - Scraping the Barrel 
  |  
                | Label: | Alucard |  
                | Site: | gentlegiant |  
                | Jaar:  | 2004 |  
                | Duur: | 77:49
                      / 74:11 / 76:00 - data disc: 8:39:18 |  
                | Recensent: | OProg |  
                | Waardering: |      |  |   
              De vraag naar materiaal van Gentle Giant
                      is blijkbaar vrij groot. Ook gezien het grote aantal concerten
                      dat afgelopen jaren op cd is verschenen, vaak helaas van vreselijke
                      kwaliteit. Nu hing het al jaren in de lucht dat de band zelf
                      het archief nog eens open zou gooien en bij deze is dat dan ook
                      eindelijk gedaan. Het resultaat is een fraai ogende box met daarin
                      drie goed gevulde audio cd's en een data cd met MP3-materiaal,
                      video's en foto's. Het geheel vormt  een fraai boekwerk met
                      daarin informatie over alles wat op de cd's te vinden is. Dit klinkt allemaal geweldig maar toch is er een lichte teleurstelling.
              Het materiaal op de cd's bestaat bijvoorbeeld voor een heel groot
              deel uit outtakes. In plaats van volledige nummers schieten
              dus stukjes voorbij. Denk dan aan alleen een pianointro, een
              meerstemmig zangdeel, een intro en een gitaarsolo. Gelukkig gaat
              dit niet drie cd's door en komen er ook nog volledige demo's
              langs. Met name deze zijn leuk om te horen. Want om heel eerlijk
              te zijn, drie keer achter elkaar hetzelfde horen in een iets
              andere versie is niet iets dat je vaak doet. Toch is het met
              name voor de fan leuk om te horen hoe de nummers tot stand zijn
              gekomen en ook de geluidskwaliteit is goed tot zeer goed. Hoogtepunten
              staan voor mij persoonlijk op de data cd in MP3 vorm. Hiermee
              doel ik op het een uur durend live concert uit Turijn opgenomen
              in 1973. De geluidskwaliteit is prima, evenals de band. 'The
              Runaway', 'Funny Ways' en een stuk van 'Octopus' passeren de
              revue. Daarnaast staat er een pre-tour opname uit 1977 op onder
              de naam 'Pinewood Rehearsal' met weer de band in vorm. Ook dit
              is in feite een volledig concert.
 Samengevat is dit boxje iets voor de fans. Jammer dat de hoogtepunten
              niet als audio cd aanwezig zijn maar in MP3 vorm. Als geheel
              is het alleen leuk voor de verzamelaar en de echte fan. Het is
              dan ook geen mooi startpunt  als je Gentle Giant wilt leren
              kennen, zoals de boxen van King Crimson, Yes en Genesis dat bijvoorbeeld
              wel zijn. Heb je alles al van de vriendelijke reus dan zal 'Scraping
            the Barrel' een aangename aanvulling zijn.
 
 OProg (3-2006)
 
 Bezetting:
 Derek Shulman - lead vocals, saxophone, bass
 Ray Shulman -  bass, violin, guitar, percussion, backing vocals
 Phil Shulman -  saxophone, trumpet, recorder, vocals
 Kerry Minnear -  keyboards, vibraphone, bass, cello, lead vocals, percussion
 Gary Green -  guitars
 Martin Smith -  drums
 Malcolm Mortimore -  drums
 John Weathers -  drums
 
 Discografie ("Original" Albums):
 Gentle Giant
          (1970)
 Acquiring The Taste
          (1971)
 Three Friends
          (1972)
 Octopus
          (1972)
 In A Glass House
          (1973)
 The Power
          And The Glory
          (1974)
 Free Hand
          (1975)
 Interview
          (1976)
 Playing The Fool:
          The Official Live
          (1977)
 The Missing Piece
          (1977)
 Giant For A Day
          (1978)
 Civilian
          (1980)
 
 
   
                    
                      | David
                              Gilmour - On An Island
 |  
                      | Label: | EMI |  
                      | Site: | davidgilmour |  
                      | Jaar:  | 2006 |  
                      | Duur: | 51:44 |  
                      | Recensent: | JoJo |  
                      | Waardering: |      |  |  
                    Na lange tijd is er gelukkig weer tastbaar
                      nieuws van het Pink Floyd front: het derde soloalbum van David
                      Gilmour, getiteld ‘On An Island’. Er zaten tweeëntwintig
                      turbulente jaren tussen ‘About Face’ en deze nieuweling.
                      Het zou niet rechtvaardig zijn naar deze levende legende om bij
                      de beoordeling van ‘On An Island’ het Pink Floyd
                      format als referentiekader te kiezen. Gilmour heeft immers niet
                      voor niets gekozen voor een release op persoonlijke titel. En
                      al doen zijn prachtige gitaarspel en karakteristieke stem direct
                      denken aan zijn basisband - dat zit nu eenmaal geklonken
                      aan zijn persoon - dit solowerk is te ‘laid back’ en
                      te weinig experimenteel om, op een paar tracks na, een serieuze
                      vergelijking met Floyd te kunnen doorstaan. Sterker nog, ‘On
                      an Island’ zou nooit een Floydalbum hebben kunnen zijn.
                      Dat referentiekader laat ik dan ook varen. Gilmour heeft zich hier omringd met (muzikale) vrienden van voorname signatuur:
    onder anderen David Crosby, Graham Nash, Robert Wyatt, Phil Manzanera, Georgie
    Fame en … Richard Wright. Ook zijn vrouw Polly Samson speelt een rol door
      haar ‘back to basic’ teksten over liefde en relaties in brede zin. ‘On
      An Island’ is een gitaarplaat geworden waarop Gilmour laat horen wat een
      gigant hij is op zowel elektrische als akoestische gitaar. Toetsen, met name
      piano en orgel, zijn gedoseerd en vooral dienend aanwezig als begeleidingsinstrumenten.
      Hoofdaccenten in de arrangementen worden soms gezet door orkest c.q. strijkers.
 Het album opent met ‘Castellorizon’, een track bestaande uit dreigende
      geluiden uit Gilmour’s gitaar, ijle stemmen, kerkklokken en een orkest
      waar ik de koude rillingen van krijg. Een prachtige verwachtingsvolle prelude
      die min of meer overloopt in het sterke titelnummer. Aanvankelijk een ballad,
      aangekleed met de stem van Gilmour en de typische samenzang van Crosby & Nash.
      Het nummer krijgt na een minuut of drie meer peper door een felle gitaarsolo
      van Gilmour, keert terug in de balladregionen om uiteindelijk de meester het
      laatste woord te geven. ‘The Blue’ is zeer ingetogen, een voortkabbelende
      track voor de late avond, met aan Toots Thielemans denkende mondharmonicatonen.
      We ontstijgen de rustige luchtlagen via de eruptie die ‘Take A Breath’ heet.
      Een pompend en opzwepend geheel, met single-aspiraties, dat de rest van de dag
      door het hoofd spookt.
 Het instrumentale en vrij korte ‘Red Sky At Night’ vormt welhaast
      een ‘soundscape’. De sax is wonderschoon en wordt bespeeld door Gilmour
      zelf. Dat kan hij dus ook. Het aansluitende ‘This Heaven’ is een
      lekkere blues met lichte countryinvloeden. De orkestarrangementen zijn aan de
      gladde kant en hadden meer dynamiek mogen hebben. Het is ook de laatste steviger
      track, terwijl er nog vier stukken volgen. Het album zakt hierna dan ook wat
      in. Niet de kwaliteit, het blijft allemaal uitstekend, maar ‘easy’ is
      het label dat ik erop zou willen plakken. Bijna alle tracks staan grotendeels
      in een langzame vierkwartsmaat en dan zitten we niet in de buurt van de up-tempo
      songs. Het instrumentale ‘Then I Close My Eyes’ is om op weg te dromen
      met een korte wakkere periode als Robert Wyatt een mooie cornetsolo laat horen. ‘Smile’ had
      van Paul McCartney kunnen zijn en is een miniatuurtje op akoestische gitaar met
      ingetogen begeleiding van keys en drums. ‘A Pocketful Of Stones’ vind
      ik prachtig, al zit ik tot aan het einde vergeefs te wachten op een climax die
      naar mijn mening tussen de akkoorden door wordt aangekondigd maar niet komt.
      Het slotwoord wordt gevormd door ‘Where We Start’. Wederom een ‘easy
      song’ met een pakkend gezongen refrein waarbij mee neuriën onvermijdelijk
      is. Als afsluiting vind ik dit soort rustige tracks minder geschikt. Stiekem
      had ik gehoopt op een orgastisch einde zoals Gilmour dat zo goed kan.
 David Gilmour trekt zich op ‘On An Island’ van niemand iets aan en
      doet waar hij zin in heeft. Hij ontdoet zich, hopelijk tijdelijk, van de druk
      van Pink Floyd en kiest hier voor een ingetogen en ‘laid back’ format.
      Binnen dat format is er sprake van een uitstekend album. De hoes is mooi maar
      niet bijzonder en zou nooit een Floydcover kunnen sieren. Gilmour is ook daarin
      consistent afwijkend.
 
 JoJo (03-2006)
 
 Bezetting o.a.:
 David Gilmour - vocals, guitars, piano, saxophone, percussion, bass, Hammond
      organ
 Richard Wright - Hammond organ, vocals
 Phil Manzanera - keyboards
 David Crosby - vocals
 Graham Nash - vocals
 Robert Wyatt - voices, cornet, percussion
 Chris Stainton - Hammond organ
 Chris Thomas - keyboards
 Georgie Fame - Hammond organ
 Guy Pratt - bass
 Willie Wilson - drums
 Andy Newmark - drums
 
 Discografie:
 David Gilmour (1978)
 About Face (1984)
 On An Island (2006)
 
   Na een bijna vijftienjarig verblijf in de groep Asia was het voor John Payne
  opeens afgelopen. Zijn toetsenmaatje Geoff Downes wilde met de oer-Asia-bezetting
  - Wetton, Palmer, Howe, Downes - verder. Dat was dus waarschijnlijk een knallende
  ruzie met slaande deuren. Maar Payne heeft razendsnel de draad weer opgepakt
  en lijkt een muzikale wraakneming te plegen met zijn nieuwe band GPS. Nieuwe
  band is wel relatief want het is de laatste Asia-samenstelling zonder Downes
  maar met Ryo Okumoto van Spock’s Beard. Levert dat andere muziek op?
 GPS, de afkorting van Govan/Payne/Schellen gaat door waar men met ‘Silent
  Nation’ gebleven was. Dus een radicale wijziging is er niet. Wie had anders
  verwacht, ik in ieder geval niet. Is het dan een kopie van het latere Asia? Soms
  een beetje en soms heel erg veel. De schrijf- en zangstijl van Payne is dusdanig
  dominant en herkenbaar dat daar geen ontkomen aan is. Okumoto is een stuk veelzijdiger
  en gewoon beter dan Downes en mengt zich meer in het spel dan zijn voorganger.
  Dus dat is anders. Maar gebleven zijn de rond een herhalend refrein opgebouwde
  songs doorspekt met nietszeggende teksten. En dat laatste is er niet beter op
  geworden, het werkt nog wel eens op de lachspieren. Heel veel “One Day
  we build a better Place”, “You must understand, it’s Part of
  the Plan”, “Heaven can wait” en “Written on the Wind”.
  De instrumentale passages zijn wel breder uitgesponnen dan gewend van Asia, symfonischer
  vooral. Openingsnummer en titelsong ‘Window to the Soul’ verraadt
  zelfs agressie en boosheid over de ontstane situatie.
 GPS bracht mij niet een cd waar ik nu direct op zat te wachten. Het blijft allemaal
  voorspelbaar ondanks de variatie en het vermogen oud en nieuw geluid met elkaar
  te mengen. Mooie songs die veelal rond zeven minuten klokken zijn het resultaat.
  Verwacht echter niet iets anders, hooguit verschillen op accenten. Zowel op de
  Asia- als op de OJE-schaal is het een goed album. Het draait prima weg zonder
  regelrechte uitschieters of dieptepunten. En ik moet bekennen, het bevalt steeds
  beter, het zit knap in elkaar. De speltechnische kwaliteiten van alle bandleden
  zijn buiten discussie.
 Wat A & R - Artist and Research - man John Kalodner, een legende zegt men,
  op de hoes doet is mij een raadsel. Ik dacht eerst, die John Payne is ook erg
  veranderd. Maar hij is het dus niet.
 
JProg (09-2006)
  
  Bezetting: 
  John Payne - vocals, bass, guitar 
  Jay Schellen - drums, percussion 
  Guthrie Govan - guitars 
  Ryo Okumoto - keyboards
  
  Discografie: 
  Window to the Soul (2006)
  
 Een 
            paar weken geleden heb ik de recensie van het "Time and Tide" 
            album geschreven van Greenslade en deze maal heb ik het come-back 
            album van ze voor me uit 2000. Wat moet ik hier nou eens over schrijven 
            en waar moet ik beginnen? Het verhaal van Greenslade is wel duidelijk 
            uit de vorige review.Laten we starten met te melden dat de line-up ietwat anders is geworden. 
            Dave Greenslade en Tony Reeves zijn er nog bij en daarnaast zijn er 
            2 nieuwe mensen: John Young (Asia) en Chris Cozens. Het album, och, 
            wat moet je daar nou over zeggen? Het geheel doet erg neo-prog melodieus 
            aan. Dat kan verschillende dingen betekenen. Een van die dingen is 
            dat het bij neo-prog vaak uitloopt op ultiem lullig en die kant gaat 
            het vaak heen op dit album. D.G. heeft zijn analoge keyboards in kunnen 
            wisselen voor een mooie digitale synthesizer en hij weet regelmatig 
            de meest oersimpele saaie loopjes uit het instrument te halen. Dit 
            in combinatie met de dreuteldrums geven meer dan eens het idee getuige 
            te zijn van het bandje in het plaatselijke eethuis. De zang van Young 
            is wel redelijk, ware het niet dat het Hallelujah-gebeuren in het 
            2e nummer, "hallelujah anyway" echt niet had gehoeven. Een 
            nummer dat verder eentonig is en daarom ook niks bijzonders. Nummer 
            3 is wel aardig, niet bijzonder verder. Nummer 4, "No room but 
            a view" is wel redelijk goed, komt tenminste niet zo elektronisch 
            over (op dat nutteloze tussenstukje na steeds). Het nummer "Anthems" 
            lijkt zeker aan het begin recht uit "Kinderen voor Kinderen/Nederland 
            zingt" te komen (tenminste, zo'n idee krijg ik erbij). "In 
            the Nights" net als "On Suite" is wel een goed nummer. 
            Best een aardige melodie. "Lazy Days" is redelijk maar gelikt 
            met weer zo'n overbodig keyboard deuntje. De afsluiter is ook wel 
            redelijk tot Dave weer een solo inzet.
 Wat moeten we hier dus mee? Ondanks een paar aardige nummers is het 
            merendeel onder de maat. Ongekend lullig zijn met name de toetsen 
            en de drums. Dit is dus eigenlijk het hele geluid. Een "waren 
            ze maar nooit terug gekomen"- idee krijg ik wel een beetje hierbij, 
            jammer....
 OProg
                (2003). Bezetting:Dave Greenslade
            - keyboards
 John Young - keyboards, vocals
 Tony Reeves - bass
 Chris Cozens - drums
 Discografie:Greenslade 1973
 Bedside Manners Are Extra 1973
 Spyglass Guest 1973
 Time And 1975
 Live (1973-75) 2000
 Large Afternoon 2000
 
 Dave
               Greenslade zat eind jaren '60 in de band Colosseum. Na het verlaten
               van deze band besloot Dave dat het tijd was om zijn eigen ideeën
                eens tot uiting te brengen in een eigen band, waarvoor Greenslade
                een logische naam was. Colosseum-vriendje Tony Reeves besloot
               mee te doen en vervulde de rol van bassist. Voor het drumwerk
               kwam Andrew McCulloch van King Crimson, waar hij toch geen deel
               meer vanuit maakte. Aangevuld met Dave Lawson voor zang, 2e keyboard
               en diverse instrumenten  waren ze compleet. De band hield het
               uit van November 1972 tot Januari 1976 en wist in die periode
               4 albums uit te brengen. Ondanks het vele toeren en harde werken
               van de heren zou je kunnen stellen dat het altijd net niet was
               wat het had moeten zijn. Ondanks een goede livereputatie haalden
               ze nooit het topniveau. Hetzelfde ging op voor de albums, in bepaalde
               kringen staan ze te boek als goed, maar toch net niet top. Greenslade
               wist in feite nooit door te stoten van de subtop naar de eredivisie.
               Aan de hoezen lag het in ieder geval niet, die waren  altijd kenmerkend
               Greenslade en prachtig getekend door Roger Dean  en later Patrick
               Woodroffe. Het net niet top zijn zat hem toch in  het feit dat
               ondanks schitterende momenten er ook altijd matige stukken op
               de albums stonden. Eventueel het ontbreken van een goede zanger/frontman
               was ook een oorzaak maar ik denk dat het euvel toch primair in
               de songwriting zat.
 "Time and Tide" kwam uit in 1975 en was tevens het laatste
               album van het originele Greenslade. Het werkstuk werd wederom voorzien
               van een schitterende hoes, deze maal van de hand van Patick Woodroffe
               en het sloot prima aan op de vorige hoezen. Het album heeft "Animal
                Farm" als opener. Een up-tempo nummer, niet onaardig, ook
                niet  geweldig. Gewoon wel een leuk nummer met een aantal fraaie
                tempowisselingen. 
            "Newsworth" is ook wat sneller maar met wat mooi toetsenwerk.
               Een prima nummer! Het vervolg is het absolute hoogtepunt van Greenslade.
               De nummers "Time", "Tide" en "Catalan",
                dat als 1 stuk gezien kan worden. Het begint met een harpsichord
               en  koorzang, dit vervolgt zich met een lading schitterend Mellotron. 
            "Catalan" is een constante wisseling tussen snelle, folky
               passages (doet wel een beetje denken aan volksmuziek uit het zuiden)
               en prachtige golven Mellotron met een sneller keyboardloopje erachter.
               Na dit topwerkje is het tijd om de LP om te draaien (of gewoon niks
               te doen in het geval van een CD). "The Flattery Stakes" 
            is wederom wat sneller, het is een afwisseling van een zangstuk dat
             me aan Status Quo (What you're proposing) doet denken. Het vocale
             stuk wisselt af met heel mooi werk van de toetsen. De zangeressen
             die er op het einde inkomen zijn helaas een stapje te ver (net iets
             te funky). "Walz for a Fallen Idol" is een rustige, ballad
                achtige track. Rustige keyboards op de achtergrond, mooi nummer. "The
                 Ass Ears is wederom snel en aardig, niet echt bijzonder tot het
                instrumentale  stuk, dat een mooie sfeer heeft. "Doldrums" is
                weer een  rustig nummer met mooie toetsen en een typisch sfeertje.
                Het is geheel  van de hand van Dave Lawson die ook alles speelt
                op dit nummer. De  instrumentale afsluiter, "Gangsters",
                is geschreven voor  de BBC serie "Play for Today".
                Het doet een beetje jazzy aan en ook de Mellotron laat op de
                achtergrond nog even van zich horen. Een leuk nummer om mee af
                te sluiten.
 Over het geheel is dit album goed, mede natuurlijk door het geweldige "Time", "Tide" en "Catalan".
                De uptempo nummers zijn dan nog wel het minst, ze kunnen niet
                altijd echt boeien en de zang is ook niet altijd even super in
                deze stukken. Je zou kunnen stellen dat het allemaal erg goed
                is, maar nooit echt top. Vooral het 2e deel van het album heeft
                hier last van. Toch een goed werkstuk dat liefhebbers van Mellotron
                en retro-prog zullen waarderen.
 OProg
                (2003). Bezetting:Dave
             Greenslade- keyboards
 Dave Lawson - keyboards
 Martin Briley - bass, guitar, back vocal
 Andrew McCulloch - drums
 Gasten:
 Ann Simmons - back vocal on 10
 Jill MacIntosh - back vocal
 Barry Morgan - timbales
 The Treverva Male Choir (Directed by Edgar Kessel)
 Discografie:Greenslade 1973
 Bedside Manners Are Extra 1973
 Spyglass Guest 1973
 Time And 1975
 Live (1973-75) 2000
 Large Afternoon 2000
 
 Er zijn van die albums binnen ons genre waar ik me altijd van afvraag of ze ooit geld op hebben geleverd. Niet door beroerde verkoopcijfers, hoewel dat ook twijfelachtig is soms, maar meer door de productiekosten van het album, en dan met name van de verpakking. Ik zal eens een paar voorbeelden noemen. In de jaren zeventig verscheen ‘In Search of Ancient Gods' van Absolute Elsewhere, een groep waarbij Bill Bruford als gast bij drumde. Bijgevoegd zat een boek over Erich von Däniken en ook de hoes zelf was niet echt goedkoop. Of neem ‘Victor' van Rigoni en Schoenherz. Een meesterwerk, in tegenstelling tot het album van Absolute Elsewhere, maar door de dure verpakking met full-color tekeningen in een boekwerk en het feit dat het een dubbelaar is zullen toch een kleine aanslag zijn geweest op de bankrekening van het label Bellaphon. En dan misschien wel het toppunt, ‘The Pentateuch of the Cosmogony' van de Engelse toetsenist Dave Greenslade en tekenaar Patrick Woodroffe. Het werd uitgebracht in 1979 als dubbel-LP met daarbij een boek van vijftig pagina's dat volledig in kleur is met tekeningen en teksten die aansluiten op het concept.Het album is gebaseerd op een verhaal geschreven door Woodroffe. Het vindt plaats aan het einde van de vierentwintigste eeuw als het de mensheid eindelijk gelukt is de aarde te vernietigen en nu van plan is de rest van het zonnestelsel te veroveren. Dit buitengewoon rooskleurige verhaal is niet echt te volgens maar het heeft iets te maken met vijf boeken over de schepping en de vernietiging van de aarde. Het is in dusdanig boeiende bewoordingen opgeschreven dat ik nog nooit verder ben gekomen dan pagina zes. Wat dan rest is plaatjes kijken en dat kan volop. Het werk is een visueel spektakel met tekeningen van Woodroffe, die overigens wel soms de kitsch benaderen. Mooi voor bij een album maar je zou er niet aan moeten denken het aan de muur te hebben.
 
            
              |  |  
              | De originele vinyl-uitgave en de cd-versie van BGO Records -              © patrickwoodroffe-world |  De muziek zelf is vrijwel geheel gemaakt door Dave Greenslade. Op zes nummers krijgt hij hulp van Phil Collins die de percussie deed en ook zijn dochter, Katie Greenslade die toen tweeëneenhalf was, deed een vocale duit in het zakje. Feitelijk gezien is het vier plaatkanten luisteren naar Greenslade op piano en dat kan lang duren. Al helemaal doordat Greenslade vooral solo nogal goed is in het bedenken van ultralullige refreintjes. Tel hier de inmiddels vrij gedateerd klinkende toetsen bij op en er is een plaat geboren die alleen voor de hoes de kast uit komt. Want Dave heeft niet de capaciteit om in zijn eentje volledig op de been te blijven en zo nu en dan is afwisseling ook leuk. En daar ontbreekt het aan. Ik kan me herinneren ooit een review gelezen te hebben waarin zijn spel op dit album vergeleken werd met ‘het horen van een kleuter die net een plastic piano kreeg'. Dit gaat wat ver maar ik snap het idee achter de opmerking.De verpakking maakt ‘The Pentateuch of the Cosmogony' tot een verzamelaarobject. Dat is dan ook de hoofdreden dat ik het in de kast heb staan want de muziek kent geen hoogtepunten en is voor het overgrote deel intens matig met zelfs een paar momenten die het best vergeten kunnen worden. Het was voor Dave Greenslade ook meteen zijn laatste album van die periode. Blijkbaar kon hij toch pakkende muziek maken want hij ging de wereld van de filmmuziek in om pas twintig jaar later weer met zijn band Greenslade op te duiken. De uitgave is trouwens ook op cd uitgebracht door BGO met het boek in het klein.
 OProg (10-2006) Bezetting:Dave Greenslade - ARP Explorer, ARP Omni, CAT synthesizer, organ, Crumar Stringman, clavinet, Kitten synthesizer, Korg vocoder, Mellotron, Minimoog, Polymoog, Prophet 5, Roland R5202, SDS Drum synthesizer, Sennheiser Vocoder, Tubular Bells, Vibraphone, Yamaha synthesizer, piano
 Kate Greenslade - child vocals (7)
 Phil Collins - drums, percussion (5,12,17,18)
 John Lingwood - drums, percussion (6,8)
 Discografie:
              The Pentateuch of the Cosmogony (1979)
              
            
             
 Het 
              derde album van Grobschnitt, Jumbo, volgde op de eerdere meer space-rock 
              gerichte werkstukken getiteld Grobschitt en Ballermann. Op de laatste 
              staat de studioversie van het later tot mega-live-spektakel uitgegroeide 
              Solar Music, misschien wel hun bekendste en geliefdste track.
 Het album Jumbo is in een Engelse en een Duitse versie uitgebracht. 
              De Repertoire release uit 1998 bevat beide opnamen geremasterd op 
              1 cd. Het laat Grobschnitt voor het eerst als een rockband horen met 
              5 gevarieerde songs. Alle nummers hebben zo hun eigen verhaal, soms 
              met de typische Grobschnitt vrolijkheid, zoals op The Clown, maar 
              ook met een maatschappijkritische lading op The Excursion of Father 
              Smith. Dream and reality bevat een aantal concertelementen en brengt 
              veel tempowisselingen met helder gitaarspel en dito keyboards. Sunny 
              Sunday's Dream is een ouder nummer dat opnieuw voor het Jumbo album 
              werd gearrangeerd. De afsluiting vormt het afscheidsakkoord Auf wiedersehen 
              welke altijd bij de concerten werd gebruikt.
 Jumbo vormt een logisch vervolg in de muzikale ontwikkeling van Grobschnitt, 
              degelijk en interessant, hoewel de beste albums nog zouden volgen.
 De cd bevat nog een verborgen bonustrack waarin Jumbo in het Russisch 
              wordt aangekondigd.
 JProg
                (2003). Discografie:LP's
 1972 - Grobschnitt (Brain Metronome 1008)
 1974 - Ballermann (Doppel-LP) (Brain Metronome 2/1050)
 1975 - Jumbo (Englisch) (Brain Metronome 1076)
 1976 - Jumbo (Deutsch) (Brain Metronome 1081)
 1977 - Rockpommel's Land (Brain Metronome 60041)
 1978 - Solar Music- Live (Brain Metronome 0060.139)
 1979 - Merry-Go-Round (Brain Metronome 0060.224)
 1980 - Volle Molle (Brain Metronome 0060.291)
 1980 - Rock on (Brain Metronome)
 1980 - Illegal (Brain Metronome 0060.365)
 1982 - Razzia (Brain Metronome 0060.510)
 1984 - Kinder und Narren (Brain Metronome 817836-1)
 1985 - Sonnentanz-live- (Brain Metronome 827734-1)
 1987 - Fantasten (Teldec 6.26439 AP)
 1990 - Last Party - Live (Brain Metronome)
 Cd's1998 - Grobschnitt (Repertoire (EROC-Remaster mit Bonus) PMS 7093-WP)
 1988 - Ballermann (Brain Metronome 843076-2)
 1998 - Jumbo (Englisch/Deutsch) (Repertoire (EROC-Remaster mit Bonus) 
            PMS 7094-WP)
 1991 - Rockpommel's Land (Metronome 837985-2)
 1998 - Rockpommel's Land (Repertoire (EROC-Remaster mit Bonus) PMS 
            7095-WP)
 1993 - Solar Music-Live (Metronome 837 984-2)
 1998 - Solar Music-Live (Repertoire (EROC-Remaster mit Bonus) PMS 
            7096-WP)
 1998 - Merry-Go-Round (Repertoire (EROC-Remaster mit Bonus) PMS 7097-WP)
 1989 - Volle Molle (Brain Metronome 511 975-2)
 1991 - Illegal (Metronome 837983-2)
 1989 - Razzia (Brain Metronome 843077-2)
 1987 - Fantasten (Teldec 8.26439ZP)
 1990 - Last Party -live- (Brain Metronome 843106-2)
 1994 - e.roc präsentiert die Grobschnitt Story (Doppel-CD) (Metronome 
            521 963-2)
 
 Singles + Compis
 1977 - Sonnenflug (Brain Metronome)
 1978 - Merry-Go-Round (Brain Metronome)
 1980 - Joker (Brain Metronome 0030.340)
 1981 - Silent Movie (Brain Metronome 0030.367)
 1982 - Wir wollen leben (Brain Metronome 0030.504)
 1984 - Wie der Wind (Brain Metronome)
 1985 - Fantasten (Brain Metronome) Promo Single
 Rock on (Doppel-LP) (Brain Metronome)
 2001/2002 - The History of Solar Music 1-3
 Bezetting 
              (1e periode t/m 1979)Stefan Danielak (=Willi Wildschwein) - gitaar,zang
 Gerd Otto Kühn (=Lupo) - sologitaar
 Joachim Ehrig (=Eroc) - drums, percussie
 Bernhard Uhlemann (=Bär) - basgitaar
 Kahrs, Volker (=Mist) - toetsen
 
 
 Solar 
              Music is het eerste live album en het 5e album van de Duitse band 
              Grobschnitt en bevat een registratie van een liveoptreden van de band 
              uit 1978. Het origineel was op het eerste album als Sun Trip verschenen 
              en later als Solar Music uitgewerkt op Ballermann, het tweede werkstuk 
              van de band.
 De muziek kenmerkt zich door een psychedelisch werkstuk vol met lange 
              instrumentale passages. Het is het hoofdnummer geworden voor de liveconcerten, 
              opgerekt tot bijna een uur, met alle ruimte voor improvisaties van 
              de individuele muzikanten. Misschien zijn er nooit twee identieke 
              uitvoeringen gespeeld.
 Het bijzondere was daarnaast het visuele spektakel waarmee een en 
              ander gepaard ging. Mist, motoren, rookwolken, ridders te paard, vuurwerk, 
              van alles kwam voorbij, begeleid door de grove songstructuur van Solar 
              Music.
 Het moet een hele belevenis zijn geweest en het lijkt me een uitgelezen 
              gebeuren om op DVD uit te brengen. Maar misschien is er jammerlijk 
              geen beeldregistratie van gemaakt.
 De rerelease van Repertoire bevat de z.g. "missing 13 minutes" 
              welke door de beperkte lengte van de geluidsdrager destijds pas op 
              cd integraal uitgebracht kon worden. In deze "missing 13" zit
              o.a. een aanstekelijke voorstelling van de bandleden in de crew.
 Solar Music live is een markant album in de progressieve (space)rockgeschiedenis 
              en geeft een prachtige geluidsregistratie van een unieke reeks liveconcerten 
              van een van de beste Duitse bands.
 
 JProg
            (2003).
 
 Grobschnitt
              stond bekend als een band welke lange liveoptredens vermengde met
              cabareteske uitingen en die in hun bestaan ruim 1300 optredens
              verzorgden. Merkwaardig dat men nooit in Nederland heeft opgetreden.
              Van oorsprong speelde men spacerock georiënteerde muziek met
              lange gitaar/keyboard passages gelardeerd met veel humor. De opgewekte,
              vrolijke speelstijl ging niet ten koste van het vakmanschap van
              de bandleden, waarbij de immer excellerende drummer Eroc een altijd
              opvallende rol speelde. Na de eerste 2 albums werd een meer symfonische
              rock richting gevonden
 De discografie van Grobschnitt vertoont een wending na de eerste
            6 albums, waarbij de speelstijl zich richting New Wave ontwikkelde.
 Het album Merry-go-round is het zesde album en is waarschijnlijk het 
            meest toegankelijke van de eerste periode. Verdwenen zijn de zoetige 
            teksten van de voorganger, Rockpommel's Land. Nu wordt voor meer maatschappijkritische 
            songwerk gekozen. Ook bevatten de nummers minder lange uitgesponnen 
            instrumentale gedeelten welke voor eerdere albums kenmerkend waren.
 De opener Come on People roept direct de vrolijkheid op die de
            Grobschnittoptredens kenmerkten. Een vlotte popsong met talloze
            progressieve elementen met een goede balans tussen de verschillende
            instrumenten waarbij de gitaar en toetsen de hoofdrol spelen. De
            als wals gecomponeerde titelsong heeft een catchy refrein waarbij
            de bijzondere zang van "Wildschwein" mede de toon zet. In het ACYM wordt de destijds 
              beruchte "Village People" op de korrel genomen.
 Mijn favoriet is Du schaffst das nicht, een bizarre song met een prachtige 
            gitaar en keyboards. Coke Train handelt in een poppy song over de 
            invoering van Coca Cola in China. De afsluitende track, May Day, is 
            een hoogtepunt in het werk van Grobschnitt en laat horen tot waar 
            de band op dat moment in staat was. Evenwichtig gecomponeerd, goed 
            gestructureerd en vakkundig gespeeld.
 Merry-go-round is een van mijn favoriete albums van Grobschnitt en 
            sluit op fraaie wijze de ontwikkeling van de band gedurende de eerste 
            jaren af.
 De cd is door Repertoire in 1998 opnieuw uitgebracht met twee nooit 
            eerder uitgebrachte bonustracks, liveuitvoeringen van Merry go round 
            en Du schaffst das nicht. Bovendien is deze uitgave door Eroc geremasterd 
            en biedt een schitterende heldere productie. Dat laatste geldt trouwens 
            voor alle Repertoire Grobschnitt rereleases.
 De hoes is een modelbouwwerkstuk van toetsenman Mist waarin elementen 
            van de diverse songs van het album opgenomen zijn.
 
  
                
               
                 | Recensent: | JProg |  
                 | Waardering: |      |  |   
 De
              dood van Shaun Guerin kwam waarschijnlijk voor zijn omgeving niet
              onverwacht. Zelfmoord? Men is er geheimzinnig over en het summiere
              bericht van cd-label Clearlight laat er geen helder licht over
              schijnen. Het is niet gezegd dat de songteksten op zijn twee albums
              autobiografisch zijn, maar het heeft er alle schijn van. Bezetting:In tegenstelling
              tot zijn laatste cd speelt hij op dit album, 'By the Dark of Light',
              alle instrumenten zelf. De cd telt tien nummers, zeven geheel multi-instrumentaal
              en drie met een vocale bijdrage, waarbij voor mij de gezongen nummers
              de voorkeur krijgen. Het voegt niet alleen tekstueel iets wezenlijks
              toe maar ook door het Gabriel-achtige timbre van Guerin's stem
              wordt een mooie sfeer neergezet. Vooral 'This
                  is not my World', dat vond hij toen al, is een heel fraaie
              compositie met veel spanning en een opvallende keyboardpartij.
              Maar ook het volgende 'France' en 'Run to Fall' mogen er zijn.
              Als voornaamste referentie blijft altijd het "oude" Genesis aanwezig.
              Het geheel is door één persoon gemaakt maar de productie,
                  in handen van hemzelf en Dan Shapiro, zorgt ervoor dat het
              redelijk goed als een voltallige band klinkt. 'She Sad' is weer
              zo'n nummer waarbij je, de tekst volgend, aan het vroege verscheiden
              van Guerin moet denken. Een mooi droevig nummer prachtig door het
                  instrumentarium ingelijst. Het volgende 'Victory' is een tussenstop
                  naar het derde zangnummer 'Sing my Prayers'. Dat levert opnieuw
                  de reeds eerder vermelde mijmeringen op aan hoe het met hem
      afgelopen is.
 'By the Dark of Light' scoort als totaal iets minder dan zijn
  laatste cd, waarschijnlijk door het gemis van de wisselwerking
  tussen de instrumentale bijdragen van meerdere personen zoals
  dit op 'The Epic Quality of Life' wel het geval is. Maar het
    biedt vijftig minuten aangenaam verpozen in een af en toe sombere stemming
    waar je nu ook weer niet direct droevig van wordt.
 Het hoesontwerp van Paul Whitehead vormt zoals altijd voor een opvallende en
    waardige omlijsting van dit bijzondere werk van een in meerdere opzichten zonderlinge
    artiest.
 De cd bevat een multimediadeel met informatie over Guerin, Whitehead en Clearlight
    Music. Merkwaardig is dat dit nergens wordt vermeld.
 
 JProg (1-2005)
 Shaun Guerin - drums, keyboards, gitaar,
                  bas, zang.
 
 
   
              
                | Recensent: | OProg |  
                | Waardering: |      |  |  
              Bij het beluisteren van ‘Archives' rijst al snel de vraag wat voor moois Shaun allemaal nog de wereld in had kunnen sturen als hij niet was overleden in Juli 2003. Gelukkig heeft hij tijdens zijn leven nog aardig wat opgenomen zodat we nu tenminste nog kunnen genieten van dit album.Ik ben al, sinds ik het enkele maanden geleden voor het eerst hoorde, helemaal weg van ‘Epic Quality of Life'. Mede door de emotie die de nummers op weten te roepen is dit werk bij de mooiste ontdekkingen van 2004 gaan horen. De vraag is wanneer een album een absoluut meesterwerk is dat vijf OJE's moet krijgen. Eigenlijk hoeft het helemaal niet complex te zijn. Een simpele compositie kan al geniaal zijn door de eenvoud en derhalve de hoogste waardering krijgen. Anderzijds kan een technisch geniaal nummer niets meer losmaken dan alleen maar de gedachte: “dat is knap gedaan”. De muziek op ‘Archives' is niet altijd perfect, maar toch krijgt ze de maximale score mee. Juist omdat het zulke geweldige nummers zijn die door het hoofd blijven spoken en telkens de drang oproepen de cd weer in de speler te duwen.
 Het album start met een Genesis-cover, ‘Back in New York City', afkomstig van het album ‘In to Deep'. Na deze goede uitvoering komen een aantal van de meest geweldige nummers voorbij. In het bijzonder ben ik geraakt door ‘If this is a Dream', ‘Without You' en ‘The Rivers Edge'. Deze korte, simpele ballads zijn, mede door de eenvoud zo gevoeldig en mooi, dat woorden echt tekort schieten. Ook is er voldoende afwisseling, neem het uptempo ‘Cyper', dat wel iets weg heeft van het Genesis-nummer ‘Squonk' en de ‘Infinite Symphony' van Clearlight. Voeg daar nog covers van ELP, te weten ‘Karn Evil #9' en nogmaals Genesis met ‘The Colony of Slipperman' aan toe en het genieten is compleet. Wat trouwens te denken van een weirde versie van Pink Floyd's ‘In the Flesh'.
 Het blijft wonderbaarlijk hoe postuum uitgebrachte restjes, waarvan ik vooraf dacht dat een ‘Archives' misschien een beetje teveel van het goede was voor iemand met twee albums op zijn naam, me zo kunnen raken. Telkens ontdek ik nieuwe dingen op deze, met 78 minuten tot de nok toe gevulde cd. Ik vernam van Dan Shapiro dat er nog een deel twee aan zit te komen, net als een dvd overigens. Laten we hopen dat er nog zo'n berg heerlijk materiaal aankomt. Tot die tijd kan ik me uitstekend vermaken met dit derde Guerin-album.
 OProg (3-2005) Bezetting:Shaun Guerin - vocals, keyboards, drums, percussion
 
 Gasten:
 John Thomas - guitars, keyboards
 Dan Shapiro - bass
 Scott Connor - drums, percussion
 Mark McCrite - guitars
 Cyrille Verdeaux - grand piano, kurzweil 2600
 Peter McCarthy - guitars
 Didier Malherbe - saxophone, flute
 Trevor Lloyd - electric violin
 John Anderson - bass
 Gary Calamay - organ, keyboards
 Tom Shannon - bass
 Matt Brown - keyboards
 Jeff Robertson - guitars
 Discografie: By the Dark of Light (2002)
 The Epic Quality of Life (2003)
 Archives (2004)
 
 
  © 2003-2025 OJE Music OJE Web All Rights Reserved  
 |