H

Steve Hackett - Metamorpheus
Label:
Camino
Site:
Stevehackett.com
Jaar:
2005
Duur:
57:04
Recensent: JProg
Waardering:

De nieuwe cd van Steve Hackett is een klassiek symfonisch werkstuk geworden. Geen symfonische rock, want rock komt er niet op voor. In die zin is het de opvolger van ‘A Midsummer Night's Dream' uit 1997, waar het orkestrale karakter van zijn ‘songwriting' tot volle wasdom kwam. De cd werd zelfs enige weken in de Engelse klassieke topverkooplijsten genoteerd. Ik vraag mij altijd af of liefhebbers van progressieve rock zulk soort muziek ooit zouden kopen. Of er zelfs maar naar zouden luisteren als het niet toevallig, wat heet toevallig in dit kader, door een coryfee uit hun muziek zou zijn gemaakt. Ik denk het niet, maar misschien heb ik dit helemaal verkeerd en is het bruggenbouwen naar de klassieke muziek beter gelukt dan ik vermoed.
Hackett heeft op ‘Metamorpheus' de samenwerking gezocht met The Underworld Orchestra aangevuld met een aantal gasten waarvan broer John Hackett de bekendste is. De geschiedenis van Orpheus, de mythologische zanger en luitspeler, wordt in vijftien nummers muzikaal uitgebeeld. De door de akoestische gitaar gedomineerde songs laten Hackett horen zoals we hem kennen, vaak geïmiteerd maar nooit geëvenaard. Zijn compositorisch en speltechnische vakmanschap is onmiskenbaar en de wisselwerking met The Underworld Orchestra zorgt voor prachtige omlijstingen van zijn kunstwerkjes op de nylon snaren. Vooral ‘The Dancing Ground' en ‘That Vast Life', een lange track van ruim twaalf minuten, zijn hoogtepunten. Maar het is klassiek wat de klok slaat en af en toe is het voor de liefhebber van het hardere progwerk oppassen dat er niet ingedommeld wordt. Eventueel wordt dit moment treffend verstoord door ‘Under the World ~ Orpheus looks Back'. Dit nummer brengt halverwege de cd wat meer hectiek door het Bolero-achtige thema. Is wakker blijven daarmee niet gelukt, dan biedt ‘Severance' nog redding, het loopje is heel herkenbaar.
Duidelijk is dat we hier met een album te maken hebben dat in weinig opzichten doet denken aan zijn sterke voorganger, ‘To Watch the Storms', één van zijn meest veelzijdige producties. Orpheus kon niet alleen mens en dier in de ban brengen, maar ook levenloze natuur ontroeren. Maar of Steve Hackett and Friends dit nu ook lukt met de gemiddelde progfan betwijfel ik.
Hoe nu zo'n album te waarderen volgens de OJE-schaal gezien het afwezige rockgehalte? Vanuit dat zicht geredeneerd is voor mij drie OJE's het maximaal haalbare, ik heb een voorkeur voor de wat hevigere albums van Steve. Het is voortreffelijke muziek van een topgitarist maar dit zijn voor mij albums voor de zondagochtenden en late avonden.

JProg (3-2005)

Bezetting:
Steve Hackett - gitaar
The Underworld Orchestra
met o.a. John Hackett - fluit, piccolo
Christine Townsend - viool
Lucy Wilkins - viool
Richard Stewart - chello
Sarah Wilson - chello
Dick Driver - bas
Colin Clague - trompet
Richard Kennedy - Franse hoorn


Steve Hackett - Wild Orchids
Label:
Camino
Site:
Stevehackett.com
Jaar:
2006
Duur:
57:25
Recensent: OProg
Waardering:

Steve Hackett is altijd Steve Hackett gebleven. Daar bedoel ik mee dat wat hij ook deed in zijn alweer vijfendertig jaar durende loopbaan, de muziek klonk altijd als Hackett-muziek. Dat is knap als je je bedenkt dat hij het experiment nooit schuwde. Hij ging van rock naar klassiek ('Midsummers Night Dream'), om door te stromen naar blues ('Blues with a Feeling') om weer terug te komen bij rock. Ook op zijn ‘normale’ werk zijn altijd veel invloeden en variaties te horen. Vorig jaar nam hij nog met het ‘Underground Orchestra’ een klassiek album op en nu is hij weer terug met het logische vervolg op ‘Darktown’ en 'To Watch The Storms'. Toch is ook de klassieke invloed gebleven en is het orkest ook op dit album te horen.
Wat is er dan met een nieuwe Hackett te verwachten? Wereldschokkend zijn zijn albums, ondanks dat hij toch altijd veel variatie toepast, niet. Misschien voor de gemiddelde luisteraar net iets te veel variatie waardoor hij toch een artiest blijft voor een select publiek. Hoewel niet zo select als die andere gitarist die Genesis ooit had, Anthony Phillips. ‘Wild Orchids’ heeft redelijk wat afwisseling en Steve neemt je mee op een reis door allerhande verschillende invloeden. De ‘donkere verteller’ is weer terug, een paar momenten denk je een ‘schreddende’ Joe Satriani te horen. Hij speelt met Oosterse invloeden, gaat door naar jazz en zelfs de geluiden die ik zo goed ken uit ‘Voyage of the Acolyte’ zijn zo nu en dan te horen, in de typische stijl die zijn debuut zo goed maakt.
‘Wild Orchids’ is een album waar je heel veel over kan schrijven zonder er echt veel over te zeggen. De luisteraar die de afgelopen jaren met Hackett mee is gegaan en deel heeft genomen aan zijn muzikale belevenissen zal een idee hebben hoe ‘Wild Orchids’ klinkt en ook weten dat het zonder problemen gekocht kan worden. Hackett doet waar hij goed in is en niemand kan dat beter dan hij. Nu is het misschien de vraag of het album nog iets toe te voegen heeft aan zijn bestaande discografie. Nu zou het heel eenvoudig zijn ‘nee’ te roepen maar toch is er nog van alles te ontdekken. Mede door de afwisseling is het een ontoegankelijk werk geworden dat meer luisterbeurten vereist. Misschien is het dan wel geen absoluut meesterwerk, het is wel een fraaie nieuwe pagina in het boek dat Steve Hackett heet.
Voor een onbekende artiest zou dit album misschien wel een topnotering krijgen. Op de ‘Hackett-schaal’ geef ik het op dit moment vier OJE’s. Sterk maar hij heeft in mijn optiek materiaal gemaakt dat nog beter is, dat terwijl het wel bij zijn betere albums zal gaan horen.

OProg (9-2006)

Bezetting:
Steve Hackett - guitars, electric sitar, harmonica, psaltery, optigan, vocals
Roger King - keyboards, rhythm guitars
John Hackett - flute
Rob Townsend - sax, flute, tin whistle, bass clarinet
Gary O’Toole - drums, harmony vocals
Nick Magnus - keyboards
met:
The Underworld Orchestra


Discografie:
Voyage Of The Acolyte (1975)
Please Don't Touch ! (1978)
Spectral Mornings (1979)
Defector (1980)
Cured (1981)
Highly Strung (1982)
Bay Of Kings (1983)
Till We Have Faces (1984)
Momentum (1988)
Time Lapse Live (1992)
Guitar Noir (1994)
There Are Many Sides to the Night (1994)
Blues With A Feeling (1994)
Watcher Of The Skies - Genesis Revisited (1996)
A Midsummer Night's Dream (1997)
The Tokyo Tapes (1998)
Darktown (1999)
Sketches of Satie (2000)
Feedback 86 (2000)
Live Archives 70,80,90s (2000)
To Watch The Storms (2003)
Metamorpheus (2005)
Wild Orchids (2006
)


John Hackett - Checking Out of London
Label:
Hacktrax
Site:
johnhackett
Jaar:
2005
Duur:
50:05
Recensent: JProg
Waardering:

John Hackett speelt op veel albums van zijn broer fluit. Zelfs heeft hij in 1999 samen met Steve een album gemaakt waarop alleen fluit en gitaar het instrumentarium waren. Dit ‘Sketches of Satie’ kan niet gerekend worden tot de progrock, hoewel vele liefhebbers hiervan deze cd zullen bezitten en zullen waarderen. Op John Hackett’s nieuwe cd ‘Checking Out of London’ doet, uiteraard zou je haast zeggen, Steve weer mee, maar ook Nick Magnus, een andere bekende van het tweetal. Deze laatste verzorgt zoals gewoonlijk de toetsen en drums. Verder is voor een aantal nummers die niet door John gezongen wordt Tony Patterson als solozanger aangetrokken. Wat is het resultaat?
’Checking Out of London’ bevat, nogal verrassend, geen fluitspel. John heeft dit instrument thuisgelaten. Wel zijn er vele gitaarinvullingen van broer Steve, een argument te meer voor Hackettfans de cd aan te schaffen. En zij zullen niet teleurgesteld worden. Wat Steve doet is, zoals verwacht, uitstekend. Songs schrijven kan John goed, hoewel het wel allemaal aan de “poppy” kant van de muziek blijft. Het album biedt aangename, warme, goed gespeelde nummers die, zeker deze tijd van het jaar, goed zullen vallen. Broer John heeft een stem die sterk aan het timbre en de stijl van Steve doet denken en de zanggastrol wordt ingevuld door Tony Patterson, die deze met meer "Gabriel-feel” passend vertolkt.
Het eerste nummer, ‘Late Trains’, heeft direct de typische Hackettsound en -opbouw die doet denken aan albums als ‘Defector’ en ‘Cured’, maar dat ook op latere Steve-albums zou passen. De volgende elf songs zijn stuk voor stuk smullen voor de liefhebbers. De harmonica van Steve op ‘The Hallway and the Pram’ is heel herkenbaar, haast authentiek. Andere uitschieters zijn ‘DNA’, met een erg mooie orkestratie en gitaar, het dromerige ‘Fantasy’ en ‘Dreamtown’, waarop Tony Patterson enigszins een Genesis-sfeer oproept. Hoogtepunt is ook ‘Winter’, een echt "Family Hackett" nummer en de titelsong, 'Checking Out of London', met een pakkend refrein. Opvallend is weer de fraaie drumprogramming van Magnus. De keuze voor een drummer van vlees en bloed is bij deze muziekstijl met Nick Magnus aan boord moeilijk te maken. Persoonlijk blijf ik een voorkeur voor een echte drummer houden, het financiële aspect zal bij deze heren toch niet het probleem zijn.
Als je van stevige, extravagante muziek met een harde rand houdt is deze John Hackett cd waarschijnlijk te braaf en te gepolijst. Het is melodieuze rock met sporadische raakvlakken met progrock, niet meer maar ook niet minder dan dat. En het is voor fans van Steve een heel plezierig album.

JProg (12-2005)

Bezetting:
John Hackett - lead Vocals, lead and acoustic guitars, bass guitar, keyboards
Steve Hackett - lead guitar, harmonica
Nick Magnus - drums, keyboards
Tony Patterson - lead and backing vocals

Discografie:
Velvet Afternoon (2004)
Checking Out of London (2005)


Halloween - Le Festin
Label:
Musea
Site:
-
Jaar:
2001
Duur:
53:45
Recensent: JProg
Waardering:

De Franse band Halloween heeft niets met het gelijknamige feest te maken. Evenmin als Nederland dit heeft, ondanks de commerciële drang hiertoe, maar deze tijd van het jaar zorgt er wel telkens voor dat ik het album ‘Le Festin’ uit de kast haal. Ik bezit de cd inmiddels ruim vier jaar maar een veeldraaier is het nooit geworden. Een verklaring.
Halloween maakt sterk tegendraadse muziek die niet gemakkelijk te verteren valt. De onheilspellende, dissonante klanken van de viool van Jean-Philippe Brun en de toetsen van Gilles Coppin zorgen voor veel dramatiek waarbij een vergelijk met Van Der Graaf Generator en King Crimson zich af en toe opdringt. Zangeres Géraldine Le Cocq zingt het merendeel in het Frans en niet alleen de taalbarrière die Frans nu eenmaal meer is dan Engels draagt aan het ontoegankelijke bij. Wel zijn in het cd-boekje de songteksten in het Frans en Engels afgedrukt. Géraldine zingt niet gemakkelijk in het gehoor liggend, maar ze doet het vocale deel helder en zuiver. Het bevalt mij beter dan Jean-Philippe Brun, die gelukkig een kleiner deel van de teksten voor zijn rekening neemt. Hij is teveel een chansonnier die niet bij de muziek past. Of juist daardoor wel.
De acht nummers die ons op ‘Le Festin’ voorgeschoteld worden zijn heel divers en boeiend maar blijven bepaald niet in de kop zitten. In vergelijking met eerder werk is ‘Le Festin’ minder symfonisch dan bijvoorbeeld het album ‘Merlin’ uit 1994. Iedere song heeft zijn eigen verhaal en verschillende aanpak waarbij de ruim tien minuten klokkende track ‘Shéhérazade’ zelfs naar de avant-gardistische aanpak met een vleug wereldmuziek van Jean Pascal Boffo lonkt. De laatste heeft de eindmix en “mastering” van het album gedaan, duidelijk niet zonder merkbare invloed. Verder blijft het donkere muziek die de toon zet, technisch bekwaam uitgevoerd, maar echte emotie is het probleem van deze cd. Het album vraagt tijd, geduld en kennelijk vele jaren Halloween om tot wasdom te komen. Tijd genoeg want sindsdien heeft de groep geen nieuw werk uitgebracht waarbij ik aanneem dat de band nog actief is en plannen op dit gebied heeft. Erg productief zijn ze trouwens niet met vijf albums waaronder één "live-cd" sinds 1988. En het is natuurlijk onzin om deze cd alleen met Halloween te beluisteren. Dat doe ik tenslotte met ‘Halloween’ van Pulsar ook niet.

JProg (10-2005)

Bezetting:
Jean-Philippe Brun - violin, vocals
Gilles Coppin - keyboards, backing vocals
Philippe Di Faostino - drums
Stéphane Kerihuel - guitar, vocals
Emmanuel Martre - bass

Gasten:
Géraldine Le Cocq - vocals

Discografie:
Part One (1988)
Laz (1989)
Merlin (1994)
Silence Au Dernier Rang! (1998)
Le Festin (2001)


Hamadryad - Safe in Conformity
Label:
Unicorn
Site:
hamadryad
Jaar:
2005
Duur:
58:12
Recensent: JProg
Waardering:

Het vertrek van zanger Jocelyn Beaulieu, die er na het eerste album al de brui aangaf, heeft Hamadryad niet onberoerd gelaten. Vooral door de inbreng van deze Beaulieu had de band een Yes-achtige muzikale uitstraling. Dit werd bevestigd door het sterke en ook voor de platenmaatschappij Unicorn commercieel succesvolle album ’Conservation Of Mass’. De bakens zijn echter noodgedwongen danig verzet, getuige de nieuwe cd ‘Safe in Conformity’.
Bassist Jean-François Désilets neemt tegenwoordig de zang voor zijn rekening en er moet worden vastgesteld dat dit geen onverdeeld genoegen is. Evenals zijn drie overgebleven medebandleden is Désilets op zijn instrument sterk maar zingen is toch iets van een andere orde.
Hamadryad speelt stevige muziek met een scheut Genesis overgoten. Dus geen Yes en weinig Gentle Giant invloeden meer. De songs zijn nog wel complex van opzet waarbij steeds het muzikale avontuur gezocht wordt.
Op de goede opener 'Anatomy Of A Dream’ is de zangpartij helaas direct de storende factor. En dat wordt er gaande weg het album niet beter op. Het volgende instrumentale maar erg korte ‘Sparks And Benign Magic’ gaat (te) snel over in ‘Self Made Men’. Deze track is rommelig van opzet en mist een rode draad. Via het korte bruggetje ‘Gentle Landslide’ volgt ‘24’, één van de betere nummers door de ontspannen atmosfeer en het geraffineerde ritmische fundament. ‘Frail Purpose’ heeft een herkenbare zanglijn en de gitaarsolo brengt ook dit nummer boven de middelmaat. ‘Sunburnt’ opent weer met een mooie gitaar en heeft eveneens een duidelijke melodielijn, iets wat regelmatig een gebrek blijkt. Op ‘One Voice’ wordt die trend niet voortgezet waarbij de zang wel erg matig is en de effecten disharmoniërend de song verder omlaag trekken. ‘Polaroid Vendetta’ doet de cd zelfs op een dood punt belanden. Maar herstel is er met ‘Alien Spheres’ waarop de toetsenbasis en gitaarinvulling aan oud-Genesis doet denken. Er wordt zelfs nog een eindsprint uitgeperst met het afsluitende bijna twaalf minuten durende ‘Omnipresent Umbra’. Het nummer duurt eigenlijk te lang om te blijven boeien maar er zitten mooie instrumentale stukken in.
Per saldo is deze ‘Safe in Conformity’ geen stap vooruit ten opzichte van hun debuut, zelfs een flinke stap achterwaarts. De songs zijn niet allemaal even sterk en blijven je zeker niet achtervolgen ondanks het muzikale vakmanschap dat wel degelijk aanwezig is. En bovenal, een echte zanger is gewoon nodig om de weg omhoog terug te vinden. Jammer, maar het is niet anders.

JProg (10-2005)

Bezetting:
Jean-François Désilets - lead vocals, six string electric bass, taurus moog pedals, midi pedals, twelves strings acoustic guitar
Denis Jalbert - six string acoustic & electric guitars, backing vocals
Francis Doucet - B3 & C3 Hammond organ mellotrons, minimoog, Roland synthetizers
Yves Jalbert - drums & percussions, backing vocals

Discografie:
Conservation Of Mass (2001)
Safe in Conformity (2005)


Harper, Roy - Once
Label:
Line Music
Site:
Royharper.com
Jaar:
1990
Duur:
41:40
Recensent: H 'JoJo' de V
Waardering:

Roy Harper: singer/songwriter met maatschappijkritische teksten uit de folkhoek. Wat doet een recensie van zo'n artiest op een site die zich richt op progressieve rock? Welnu, het antwoord is meerledig. Deze artiest heeft zijn invloed doen gelden op Pink Floyd, op 'Once' spelen progressieven mee als David Gilmour en Kate Bush en de muziek heeft ontegenzeggelijk progressieve kenmerken. Reden genoeg om in deze rubriek een plaatsje te reserveren voor deze enigszins mystieke artiest met een omvangrijk oeuvre.
Roy Harper is sinds de jaren 60 bevriend met David Gilmour en de andere Floyds. Toen Harper begin jaren 70 een hele plaatkant vulde
met één track, overtuigde hij daarmee de leden van Pink Floyd. Het gaf hen de moed om 'Meddle' te tooien met één hele plaatkant 'Echoes'. Een niet onbelangrijk historisch gegeven derhalve. Daarnaast is Roy Harper de zanger op 'Have a Cigar' van Floydklassieker 'Wish you Were Here' en trad hij live met hen op. Tenslotte schijnt het nummer 'Berliners' van het hier besproken 'Once' de inspiratie voor Gilmour's 'A Great Day for Freedom' te zijn geweest, zoals u ongetwijfeld weet een track van 'The Division Bell'. In een boek dat ik over Pink Floyd heb staat een citaat van engineer John Leckie: "They worshipped Roy , to Dave in particular Roy just couldn't do anything wrong". Kortom, de lijntjes tussen Floyd en Harper waren en zijn stevig.
Is er iets terug te vinden van deze relatie op het in 1990 verschenen 'Once'? Jazeker. Direct al in één van de hoogtepunten van deze schijf, het openings- en titelnummer. Die track begint met synths en piano – hoewel niet vermeld op de hoes – en daaroverheen het typische en excellerende geluid van Gilmour's gitaar. Alsof 'Shine on your Crazy Diamond' staat te beginnen. Daarna ontrolt zich een werkelijk schitterend nummer met een mysterieus thema, niet in de laatste plaats door de achtergrondzang van Kate Bush. Harper's stem en manier van zingen kent veel eigen kenmerken maar in dit nummer komen zowel de stemmen van Roger Waters als Peter Hammill bij mij op. Kippevel is wat rest na de laatste klanken. Er zijn zo af en toe soundscapes, geluiden en stemmen op 'Once' te horen, waardoor de nummers geïntegreerd raken. 'Once in the Middle of Nowhere (Link)' is daar een voorbeeld van en vormt inderdaad de link naar 'Nowhere to run to'. Een door de akoestische gitaar gedomineerd nummer waarin Harper zijn gal spuwt over het leven. Getergd door de in die jaren over Salman Rushdie uitgesproken Fatwa, schreef Harper het nog steeds actuele 'The Black Cloud of Islam'. Een intrigerende en Dylaneske track waarin Harper op een gewaagde manier van leer trekt, op het gevaar af zelf onderwerp van een Fatwa te worden. Wat te denken van "I'm sick to the teeth of the news on the screen, of hisbullah scum and jihad the obscene. Whose men plant the bombs and then live feeling free, to watch woman and children killed on TV". En gaat hij verder "What kind of publicity needs so much blood that's not for some sad diabolical God, selling himself as a two-bit MacBeth as the expert in sentencing cousins to death". Overigens toont ook het dagboek op Harper's site zijn betrokkenheid bij en machteloosheid rond het permanente drama op het wereldtoneel. Hierna volgen nog zes uitstekende tracks, waarvan 'Berliners' en 'Ghost Dance' er uitspringen. Eerstgenoemde laat een kwade Harper horen die zijn akoestische gitaar keihard aanslaat en Gilmour die elektrisch het gevecht graag aangaat. Het pakkende refrein doet de rest. 'Ghost Dance' zorgt ervoor dat dit werkstuk net zo eindigt als het begon, namelijk met een hoogtepunt. Een compositorisch sterk nummer waar zoon Nick Harper de gitaar overneemt van Gilmour. Desondanks zitten er veel Floydinvloeden in deze track, met name door de Waters-achtige en declamerende manier van zingen.
Ik kan 'Once' aanraden aan een ieder die van pakkende muziek houdt waarbij de teksten ook iets wezenlijks te melden hebben. Bovendien beweegt Harper zich al tientallen jaren hoorbaar in de context van Pink Floyd. Alleen daarom al is dit een interessant werkstuk.

H. 'JoJo' de V (2-2004)

Bezetting:
Roy Harper – vocals, guitars, harmonica, dulcimer
David Gilmour – electric guitars, blues guitar
Nick Harper – electric guitars
Tony Franklin – bass
Steve Broughton – drums
Kate Bush – backing vocals

Discografie (een selectie van high-lights uit de 35 releases):
Sophisticated Beggar (1967)
Flat Baroque and Berserk (1970)
Lifemask (1973)
HQ (1975)
Born in Captivity (1982)
Work of Heart (1984)
Once (1990)
The Dream Society (1998)
The Green Man (2000)


Helmet of Gnats - Helmet of Gnats
Label:
Ambient Records
Site:
helmetofgnats
Jaar:
2005
Duur:
52:53
Recensent: JoJo
Waardering:

De leden van mijn ‘ingroup’ spraken vroeger onderling liefdevol maar assertief over ‘Pipo-muziek’ als het draaide om jazzrock en haar belendende percelen. De muziek van The Mahavishnu Orchestra, Brand X of de latere Soft Machine werd als vanzelf geassocieerd met onze nationale clown. De precieze reden weet ik niet meer maar het had in ieder geval te maken met de drukke en snelle manier van musiceren. “Sapperdeflap wat een gitaarsolo”, was steevast het commentaar. Of “De compositie is niet veel, maar wat kunnen die jongens spelen”. Het etiket ‘Pipo-muziek’ kwam als vanzelf weer boven water na beluistering van het debuutalbum, dat eigenlijk geen debuutalbum is, van Helmet of Gnats.
Helmet of Gnats speelt volledig instrumentale jazzrock met een symfonische toets. Dat doen zij al een jaar of vijfentwintig in wisselende bezettingen en hun eigenlijke debuut op CD vond plaats in 1996, hoewel zij toen nog ‘A Helmet of Gnats’ heetten. Referenties met ‘hedendaagse’ bands zijn Happy the Man, Sphere3 en Niacin maar dan in een beduidend relaxtere versie. Het geluid wordt gedomineerd door de gitaren van Chris Fox en de toetsen van Matt Bocchino, wiens orgel goed vet klinkt. Het geheel staat op een solide basis met hoekige ritmes.
Het titelloze album draait lekker weg en ondanks het feit dat het soms wat dringen is onder de laser - de ene solo wordt met de andere aangestoken - heb ik toch een aantal malen het gevoel gehad ongemerkt bij de eindstreep te arriveren. En daar ligt dan ook het kritiekpunt. Technische vaardigheid en een goed ontwikkelde ‘Pipo-competentie’ worden gepaard aan compositorische eenvormigheid en vlakheid. Boven het maaiveld steken uit ‘Almost Babylon’ en ‘Chimps in Space’. Eerstgenoemde doet denken aan de eerste soloalbums van Bill Bruford en kent een mooi melodisch ‘refrein’ en een lekkere hammondsolo. Laatstgenoemde duurt dertien minuten en biedt, alleen al door de lengte en de ‘breaks’, gelukkig meer afwisseling in melodische lijnen en solo’s en houdt daardoor de aandacht beter gevangen dan de rest van het album.
Het werkstuk ligt hier overigens voor mij in een SACD-uitvoering - voor de echte liefhebber - en is getooid in een intrigerende digi-pack. Ik ben er namelijk nog steeds niet achter wat het voorwerp op de hoes voorstelt en dat bevalt mij wel. Resumerend heb ik hier te maken met een aangenaam album waarop knap gespeeld wordt - Mammaloe zou trots op ze zijn - maar dat de diepgang en gelaagdheid van genoemde referentiebands grotendeels mist. De muziek van Helmet of Gnats zal daarmee dreigen onder te gaan in de steeds maar uitdijende zee die ‘Het Meer van Hetzelfde’ heet en waar op de bodem de Waterlanders leven.

JoJo (03-2006)

Bezetting:
Matt Bocchino - keyboards
Mark Conese - drums, percussion
Chris Fox - electric and acoustic guitars
Wayne Zito - (fretless) bass

Discografie:
A Helmet of Gnats (1996; Out of Print)
Helmet of Gnats (2004)


High Wheel - Back from the Void
Label:
Eigen beheer
Site:
high-wheel.de
Jaar:
2002
Duur:
64:30
Recensent: JProg
Waardering:

Het bericht dat alle cd's van High Wheel in een geremasterde versie inclusief bonustracks uitkomen riep bij mij een wisselend gevoel op. Nu heb ik alle vier de albums - de gehele discografie - in de collectie, dus dat gaat nodeloos geld uitgeven opleveren of het brommend laten voor wat het is. Op zich is het een goede zaak, want de cd's, ooit min of meer in eigen beheer uitgebracht, zijn niet meer verkrijgbaar en High Wheel is een band die dit lot niet verdient. Een en ander was voor mij aanleiding om hun laatste album uit 2000 weer eens tevoorschijn te halen.
‘Back from the Void' is de vierde cd van deze Duitse band. Op eerder werk refereerde ze bij mij vooral aan Pink Floyd, maar bij latere albums is dat meer en meer afgeschud. Een vergelijking met het eveneens Duitse RPWL ligt voor de hand, maar ik bespeur ook veel invloeden van Gentle Giant. Twee lange nummers, opgebouwd uit korte songs die min of meer aan elkaar geplakt zijn, domineren de cd.
De muziek van High Wheel vraagt het een en ander van de luisteraar. Heftige momenten worden afgewisseld met rustige stukken maar vermoeiend is het af en toe wel. De zang is erg hoekig, soms theatraal meerstemmig en mede daardoor is het op den duur eentonig. Het Engels is overigens prima. De instrumentale gedeelten hebben mijn voorkeur waarbij de inventieve toetsenpartijen en de regelmatig mooi slepende gitaren heel symfonisch samengaan. ‘The Screamer' is het eerste lange nummer van ruim twaalf minuten en bestaat uit vier delen. Prachtige gitaarwerk opent de song, gevolgd door ontspannen zang en een mooie keyboardhorizon. Het drumwerk is meer dan uitstekend, die Uli Jenne kan er wat van. Een mooi deel vormt ‘Silent Room' waarin de gitaar van Wolfgang Hierl gebalanceerd duelleert met de toetsen van Andreas Lobinger. High Wheel op zijn best. 'Sleeples', ‘Void' en ‘Dark' zijn ook goede songs waarna het tweede lange nummer ‘Blind Arcer' aan de beurt is. Bijna tweeëndertig minuten in tien stukken gesplitst. Op zich een uitstekend muzikaal epos maar af en toe wat fragmentarisch. Ik zou ook aanbevelen dit deel apart te beluisteren, er zit zoveel verandering en wending in een relatief kort bestek dat het zo op het eind van het album een luisterbrei dreigt te worden. En dat zou jammer zijn want het is een hoogtepunt van de cd.
‘Back from the Void' is ongetwijfeld het beste High Wheel album na ‘There'. Origineel en verfrissend in de symforock stijl. Remastering lijkt mij daarnaast overbodig want het geluidsspectrum is uitstekend. Maar voor wie het nog niet heeft is de nieuwe uitgave een goede koop.

Jprog (10-2006)

Bezetting:
Wolfgang Hierl - guitar, keyboards, flute, vocal
Uli Jenne - drums
Erich Kogler - bass, vocal
Andreas Lobinger - keyboards, vocal
Pia Horn - violin

Discografie:
1910 (1993)
Remember the Colours (1994)
There (1996)
Back from the Void (2002)


Hostsonaten - Springsong
Label:
Sublime
Site:
-
Jaar:
2002
Duur:
45:03
Recensent: H 'JoJo' de V
Waardering: Max Score

Mensen proberen vaak muziek, literatuur of andere mensen onder te brengen in hokjes. Dat biedt houvast en het vergemakkelijkt de communicatie. Ik 'bezondig' mijzelf daar ook weleens aan: is het rechter- of linkerhersenhelft muziek? Rechts plaats ik 'gevoelige, poëtische en/of lyrische muziek', links veronderstel ik 'klinische, kille en/of door techniek gedomineerde muziek'. Bij "Springsong" van Hostsonaten is er geen twijfel mogelijk: zo rechts als het maar zijn kan. Sensitieve, pastorale muziek in symfonische sferen waarbij het gemakkelijk associëren is: bij iedere track doemen er beelden op van de kleuren van het jaar en van de natuur. Niet zo vreemd gezien de titel en de andere albums van het project Hostsonaten die eveneens een relatie leggen met de natuur.
Alle muziek is geschreven door Fabio Zuffanti. Een bezig baasje bekend van o.a. Finisterre - zoals hij zelf zegt 'helaas ter ziele' - en La Maschera di Cera. Maar hij is ook actief in de belendende percelen van prog en symfo, zoals in de post-rock van laZona en de electronische muziek van Spazio en Quadrophonic waarin hij onze linkerhersenhelft bedient.
Omdat Zuffanti zelf zeer ontevreden was over zijn zang op de andere werken van Hostsonaten is hier gekozen voor een instrumentaal album. Het album opent met "In the Open Fields" en met "Kemper/ Springtheme". Hoewel de thema's in beide tracks mij bekend voorkomen - waarschijnlijk gebaseerd op folk traditionals, al maakt de hoes daar geen melding van - klinkt het adembenemend mooi, is er een glansrol voor de viool van Caputo en refereren de 12-strings-gitaren aan Anthony Phillips. "Living Stone and 1st Reprise" vormt hierop een logisch vervolg, met verdienstelijk fluitspel van Biagini afgelost door prachtige vioolsolo's. Van het pastorale "She sat writing Letters on the Riverbank" raakt mijn rechterhersenhelft in vervoering. Het nummer zou zo een onderdeel kunnen zijn van de 'moderne' klassieke muziek van Arvo Pärt en het sluit in stijl af met een mysterieus gesproken woord van de overleden filmregisseur Andreij Tarkowskij.
In "The Underwater and 2nd Reprise" worden jazzy akkoorden vermengd met een symfo-typische gitaarsolo. Het experimentele en psychedelische "Lowtide" gaat over in "The Wood is alive with the Smell of Rain", een nummer waarin een perfecte symbiose plaatsvindt tussen folk en symfo en een heerlijke hammond orgelsolo is te horen. En geloof me: u ruikt het bos. Zuid-Amerikaanse folk horen we in "Evocation of Spring", dat de voorbode is van het 13 minuten durende "Toward the Sea". In dit nummer en haar drie onderdelen komen alle muzikale invloeden die we in de voorgaande nummers hoorden tezamen en keert het "Springtheme" terug. Een sterke en smaakvolle culminatie van een grandioos album, met name geschikt voor de late avond.
Een laatste pluim op zijn hoed heeft Zuffanti te danken aan het prachtige art-work. Per track is een kaartje bijgevoegd met een afbeelding uit de "Bible of Borso D'este" uit het jaar 1400. Hoewel de plaatjes wat aan de zoete kant zijn en het goed zouden doen op een wandtegeltje, past deze hoes perfect bij het muzikale aanbod en teisteren hoes en CD op een aangename manier mijn rechterhersenhelft …….

H. 'JoJo' de V (2003)

Bezetting:
Fabio Zuffanti - 12 strings guitar, bass
Sergio Caputo - violin
Francesca Biagini - flute
Agostino Macor - piano, moog, mellotron, organ
Frederico Foglia - drums, percussion
Stefano Marelli - lead guitar, 12 strings
Roberto Vigo - piano
Boris Valle - piano

Discografie:
Hostsonaten (1997)
Mirrorgames (1998)
Springsong (2002)


Steve Howe - Spectrum
Label:
Site:
stevehowe
Jaar:
2005
Duur:
60:43
Recensent: JProg
Waardering: Max Score

Aan de wand van een redactielokaal van OJE Music hangt al heel lang een poster van Steve Howe. Deze werd destijds, in 2002, verspreid ter ondersteuning van de release van de cd 'Skyline'. Op deze poster staat, vrij vertaald, een mooie samenvatting.

”Al bijna 35 jaar, nu dus 38, één van de meest vooraanstaande gitaristen uit de popmuziek. Hij is bekend van zijn werk als lid van Yes, Asia, ABWH, GTR en als soloartiest. Zijn melodieuze en intense spel met progressieve-, klassieke- en jazzingrediënten brengt de luisteraar naar ongekende hoogten”.

Werk van hoog niveau dus, hoewel er zeker mindere albums in zijn omvangrijke discografie te vinden zijn. Maar het is een artiest met een staat van dienst die “credit” heeft opgebouwd, dus dat moet kunnen. Zo zijn bijvoorbeeld de momenten waar Steve de vocale bijdrage voor zijn rekening meende te moeten nemen minder geslaagd.
Een verandering van de laatste jaren is ook het ontstaan van een familiebandje ‘Remedy' met zoons Dylan op drums en Virgil op toetsen. Op het nieuwe Steve Howe album ‘Spectrum' zijn beiden weer van de partij ditmaal aangevuld met keyboards van Oliver Wakeman en niemand minder dan Tony Levin als bassist. Vooral de laatste voegt een bijzonder aspect aan het werk toe met zijn altijd geweldige spel. Er is, gelukkig zou ik haast zeggen, geen zang. Steve heeft geluisterd.
'Spectrum' biedt vijftien korte, drie tot vijf minuten, songs met uiteraard de dominerende virtuoze en expressieve gitaar van Steve Howe. Een beetje meer blues- en countryinvloeden misschien en sfeer van andere landen dan we gewend zijn. 'Band of Light' bijvoorbeeld heeft een mooie Latin-groove die aan Santana doet denken. 'Raga Of Our Times' opent met tabla en sitar, maar ontwikkelt zich snel naar de bekende Howe-tempo-stijl. De toetsen bevallen mij hier minder, het lijkt wel of Virgil nog met zijn Nintendo bezig is.
Mooi is altijd het vermogen van Steve Howe om in korte songs zo veel stijlen en elementen samen te voegen. Het klassieke element in de rock voert op Howe's onnavolgbare manier de boventoon op nummers als ‘Labyrinth', ‘Without Doubt' en ‘Hour Of Need', blues en country daarentegen op ‘Fools Gold', ‘Where Words Fail' en ‘Livelihood'. Daarnaast doen ‘Realm Thirteen' en vooral ‘Highly Strung' bij uitzondering aan Yes denken.
Steve wilde met ‘Spectrum' een fris en optimistisch album maken vol met natuurlijke energie. Het is met recht een zomeralbum geworden, lichtvoetig met mooie melodieën. Het blijft zeer herkenbaar als een cd van Steve Howe, maar zoals altijd weet hij op zijn unieke wijze nieuwe ideeën in de gevarieerde songs te vervlechten. Top in zijn klasse.

JProg (6-2005)

Bezetting:
Steve Howe - gitaar
Tony Levin - bas
Oliver Wakeman - keyboards
Virgil Howe - moog
Dylan Howe - drums

Discografie (alleen solo):
Beginnings (1975)
The Steve Howe Album (1979)
Turbulence (1991)
The Grand Scheme of Things (1993)
Not Necessarily Acoustic (1994)
Homebrew (1996)
Quantum Guitar (1998)
Pulling Strings (1999)
Portraits of Bob Dylan (1999)
Homebrew 2 (2000)
Natural Timbre (2001)
Skyline (2002)
Elements (2003)
Spectrum (2005)


Steve Howe & Paul Sutin - Seraphim
Label:
CMC International
Site:
Steve howe.com
Jaar:
1995
Duur:
43:32
Recensent: H 'JoJo' de V
Waardering:

De bijdragen van Steve Howe aan Yes zijn boven alles verheven. En ook zijn solowerken bevatten - op een enkele uitzondering na - een aangename sfeer, gitaartechnische hoogstandjes en aanvaardbare tot goede composities. Van Zwitser Paul Sutin is weinig anders bekend dan dat hij componeert, de toetsen beroert en co-producer was van Howe's album 'Skyline' uit 2002. Het duo wordt op het hier besproken album aangevuld tot een trio met Carlo Bettini, eveneens op keyboards.
Howe en Sutin laten op 'Seraphim' muziek horen die ik zou willen kenschetsen als new age. En dan weet u vast wel wat ik bedoel. De toetsen spelen de hoofdrol en bepalen doorgaans de melodie. Daaroverheen zetten de gitaren van Howe de accenten, slechts af en toe gelardeerd met een solo op de snaren. Als u van dit soort muziek houdt beveel ik u echter aan 'Seraphim' links te laten liggen en u te richten op albums van bijvoorbeeld Gandalf, Nic Potter of Gordon Reid. Die artiesten bereiken in dit segment een beduidend hogere kwaliteit, zeker ook compositorisch, dan het hier gebodene. De tracks op 'Seraphim' neuzelen maar door, ontwikkelen zich niet of nauwelijks en eindigen zoals ze begonnen. Dieptepunten zijn wat dat betreft het titelnummer en 'San Marco's Journey'. Slaapverwekkend, muzikaaltechnisch oppervlakkig en compositorisch ver onder de maat. Maar per saldo geldt dit voor alle tracks. Ik weet niet of het komt doordat Steve Howe vegetariër is maar dit album is 'vlees noch vis'. Een cynische grap maar dat houdt mij overeind bij het schrijven van deze review.
Ik heb dit album pas twee keer integraal beluisterd. "Maar JoJo dat is toch veel te weinig om tot een oordeel te komen?" hoor ik u brommen. Welnu, ik kan u verzekeren dat die twee luistermomenten al een hele prestatie waren. Een topprestatie zelfs. U kunt beter het solowerk van Howe onderzoeken of u wenden tot het tweede project samen met Paul Sutin, 'Voyagers', dat beter te pruimen valt. Zoals u hieronder kunt lezen.

H. 'JoJo' de V (03-2005)

Bezetting:
Steve Howe - 12 string acoustic guitar, koto, pedal steel, electric guitar, steel guitar, fretless bass
Paul Sutin - acoustic piano, synthesizers programming
Carlo Bettini- acoustic piano, synthesizers programming
Barry Schulmann - flute, soprano sax on 'San Marco's Journey'

Discografie:
Seraphim (1995)
Voyagers (2000)


Steve Howe & Paul Sutin - Voyagers
Label:
Armoury Records
Site:
Steve howe.com
Jaar:
2000
Duur:
45:40
Recensent: H 'JoJo' de V
Waardering:

Schreef ik dat luisteren naar hun vorige project 'Seraphim' een ware bezoeking was, dat is bij 'Voyagers' geenszins het geval. Eerstgenoemde album richt zich op slaapverwekkende new age zonder ziel en structuur. 'Voyagers' is echter een album geworden met een kop, een romp en een staart, duidelijke melodielijnen, een betere synergie tussen de keyboards van Sutin en het gitaarspel van Howe en wat meer stevigheid en ritmiek. Dit laatste ook door de inzet van drummer en zoon Dylan Howe.
Het album opent met 'Sweet Eternity'. Zoals Steve stelt "that is my favourite track of the album, because it's a bit sentimental and very emotive". Dat omschrijft deze track goed en is per saldo een goede kenschets van het gehele album. De track doet denken aan Andreas Vollenweider die een snuifje Pat Metheny tot zich neemt. 'Telepathy' is eveneens een prima track waarin Howe zijn kunnen toont op de (steel)guitars, de jazz en rock elkaar vinden en, zoals de hoestekst laat weten, optillen naar een lekkere "new groove …. where New Age meets New Wave". 'Sanctuary' kent een latijnse basis en steekt goed in elkaar door een aardige afwisseling van wat complexere ritmes met wat licht symfonische toets- en gitaarklanken. Het titelnummer laat een lustig solerende Steve Howe horen, al ligt hier het 'neuzelgehalte' van het album 'Seraphim' weer enigszins op de loer. De gedachte aan zoetgevooisde Willem O'Duys muziek voor de zondagochtend doet dan weer opgeld. Een gevoel dat zich bij een aantal daaropvolgende tracks nog een aantal keren voordoet al is het thema in het lome 'Sonar Call' prachtig. Overigens steken 'Quantum Leap' - up tempo en relatief stevig - en 'Pied Piper' - lichte jazz-rock, al is het thema wat naïef en lullig - er nog bovenuit.
'Voyagers' refereert veel meer dan 'Seraphim' aan het solowerk van Steve Howe en kent een aantal piekmomenten daar waar jazz, new age en symfonische elementen elkaar raken. Op andere momenten dreigt het gevaar van 'easy listening' en zou vertoning als achtergrond in lift of supermarkt passend zijn. Maar alles overziende is dit een lekker album om op weg te dromen en houden de ritmes mij wakker. Bij het hierboven besproken 'Seraphim' lag ik al geruime tijd te snurken.

H. 'JoJo' de V (03-2005)

Bezetting:
Steve Howe - all guitars and basses
Paul Sutin - keyboards, programming
Mike Marshall - keyboards
Dylan Howe - drums


Discografie:
Seraphim (1995)
Voyagers (2000)

 

© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved