|  
        H
   
          
            | Steve
                      Hackett  -
                      Metamorpheus  |  
            | Label: | Camino |  
            | Site: | Stevehackett.com |  
            | Jaar:  | 2005 |  
            | Duur: | 57:04 |  
          
            | Recensent: | JProg |  
            | Waardering: |      |  |  
          De nieuwe cd van Steve Hackett is
            een klassiek symfonisch werkstuk geworden. Geen symfonische rock,
            want rock komt er niet op voor. In die zin is het de opvolger van ‘A
            Midsummer Night's Dream' uit 1997, waar het orkestrale karakter van
            zijn ‘songwriting' tot volle
            wasdom kwam. De cd werd zelfs enige weken in de Engelse klassieke
            topverkooplijsten genoteerd. Ik vraag mij altijd af of liefhebbers
            van progressieve rock zulk soort muziek ooit zouden kopen. Of er
            zelfs maar naar zouden luisteren als het niet toevallig, wat heet
            toevallig in dit kader, door een coryfee uit hun muziek zou zijn
            gemaakt. Ik denk het niet, maar misschien heb ik dit helemaal verkeerd
            en is het bruggenbouwen naar de klassieke muziek beter gelukt dan
            ik vermoed.Hackett heeft op ‘Metamorpheus' de samenwerking gezocht met The Underworld
  Orchestra aangevuld met een aantal gasten waarvan broer John Hackett de bekendste
  is. De geschiedenis van Orpheus, de mythologische zanger en luitspeler, wordt
  in vijftien nummers muzikaal uitgebeeld. 
  De door de akoestische gitaar gedomineerde
  songs laten Hackett horen zoals we hem kennen, vaak geïmiteerd maar nooit
  geëvenaard.
            Zijn compositorisch en speltechnische vakmanschap is onmiskenbaar
            en de wisselwerking met The Underworld Orchestra zorgt voor prachtige
            omlijstingen van zijn kunstwerkjes op de nylon snaren. Vooral ‘The
            Dancing Ground' en ‘That Vast Life', een lange track van ruim twaalf
            minuten, zijn hoogtepunten. Maar het is klassiek wat de klok slaat
            en af en toe is het voor de liefhebber van het hardere progwerk oppassen
            dat er niet ingedommeld wordt. Eventueel wordt dit moment treffend
            verstoord door ‘Under the World ~ Orpheus looks Back'. Dit nummer
            brengt halverwege de cd wat meer hectiek door het Bolero-achtige
            thema. Is wakker blijven daarmee niet gelukt, dan biedt ‘Severance'
            nog redding, het loopje is heel herkenbaar.
 Duidelijk is dat we hier met een album te maken hebben dat in weinig opzichten
  doet denken aan zijn sterke voorganger, ‘To Watch the Storms', één van zijn
  meest veelzijdige producties. Orpheus kon niet alleen mens en dier in de ban
  brengen, maar ook levenloze natuur ontroeren. Maar of Steve Hackett and Friends
  dit nu ook lukt met de gemiddelde progfan betwijfel ik.
 Hoe nu zo'n album te waarderen volgens de OJE-schaal gezien het afwezige rockgehalte?
  Vanuit dat zicht geredeneerd is voor mij drie OJE's het maximaal haalbare,
  ik heb een voorkeur voor de wat hevigere albums van Steve. Het is voortreffelijke
  muziek van een topgitarist maar dit zijn voor mij albums voor de zondagochtenden
  en late avonden.
 
 JProg (3-2005)
 Bezetting: Steve Hackett - gitaar
 The Underworld Orchestra
 met o.a. John Hackett - fluit, piccolo
 Christine Townsend - viool
 Lucy Wilkins - viool
 Richard Stewart - chello
 Sarah Wilson - chello
 Dick Driver - bas
 Colin Clague - trompet
 Richard Kennedy - Franse hoorn
 
   
            
              | Steve Hackett - Wild Orchids |  
              | Label: | Camino |  
              | Site: | Stevehackett.com |  
              | Jaar:  | 2006 |  
              | Duur: | 57:25 |  
            
              | Recensent: | OProg |  
              | Waardering: |      |  |  Steve Hackett is altijd Steve Hackett gebleven. Daar bedoel ik mee dat wat hij ook deed in zijn alweer vijfendertig jaar durende loopbaan, de muziek klonk altijd als Hackett-muziek. Dat is knap als je je bedenkt dat hij het experiment nooit schuwde. Hij ging van rock naar klassiek ('Midsummers Night Dream'), om door te stromen naar blues ('Blues with a Feeling') om weer terug te komen bij rock. Ook op zijn ‘normale’ werk zijn altijd veel invloeden en variaties te horen. Vorig jaar nam hij nog met het ‘Underground Orchestra’ een klassiek album op en nu is hij weer terug met het logische vervolg op ‘Darktown’ en 'To Watch The Storms'. Toch is ook de klassieke invloed gebleven en is het orkest ook op dit album te horen.Wat is er dan met een nieuwe Hackett te verwachten? Wereldschokkend zijn zijn albums, ondanks dat hij toch altijd veel variatie toepast, niet. Misschien voor de gemiddelde luisteraar net iets te veel variatie waardoor hij toch een artiest blijft voor een select publiek. Hoewel niet zo select als die andere gitarist die Genesis ooit had, Anthony Phillips. ‘Wild Orchids’ heeft redelijk wat afwisseling en Steve neemt je mee op een reis door allerhande verschillende invloeden. De ‘donkere verteller’ is weer terug, een paar momenten denk je een ‘schreddende’ Joe Satriani te horen. Hij speelt met Oosterse invloeden, gaat door naar jazz en zelfs de geluiden die ik zo goed ken uit ‘Voyage of the Acolyte’ zijn zo nu en dan te horen, in de typische stijl die zijn debuut zo goed maakt.
 ‘Wild Orchids’ is een album waar je heel veel over kan schrijven zonder er echt veel over te zeggen. De luisteraar die de afgelopen jaren met Hackett mee is gegaan en deel heeft genomen aan zijn muzikale belevenissen zal een idee hebben hoe ‘Wild Orchids’ klinkt en ook weten dat het zonder problemen gekocht kan worden. Hackett doet waar hij goed in is en niemand kan dat beter dan hij. Nu is het misschien de vraag of het album nog iets toe te voegen heeft aan zijn bestaande discografie. Nu zou het heel eenvoudig zijn ‘nee’ te roepen maar toch is er nog van alles te ontdekken. Mede door de afwisseling is het een ontoegankelijk werk geworden dat meer luisterbeurten vereist. Misschien is het dan wel geen absoluut meesterwerk, het is wel een fraaie nieuwe pagina in het boek dat Steve Hackett heet.
 Voor een onbekende artiest zou dit album misschien wel een topnotering krijgen. Op de ‘Hackett-schaal’ geef ik het op dit moment vier OJE’s. Sterk maar hij heeft in mijn optiek materiaal gemaakt dat nog beter is, dat terwijl het wel bij zijn betere albums zal gaan horen.
 OProg (9-2006)  Bezetting:Steve Hackett - guitars, electric sitar, harmonica, psaltery, optigan, vocals
 Roger King - keyboards, rhythm guitars
 John Hackett - flute
 Rob Townsend - sax, flute, tin whistle, bass clarinet
 Gary O’Toole - drums, harmony vocals
 Nick Magnus - keyboards
 met:
 The Underworld Orchestra
 
 Discografie:
 Voyage Of The Acolyte (1975)
 Please Don't Touch ! (1978)
 Spectral Mornings (1979)
 Defector (1980)
 Cured (1981)
 Highly Strung (1982)
 Bay Of Kings (1983)
 Till We Have Faces (1984)
 Momentum (1988)
 Time Lapse Live (1992)
 Guitar Noir (1994)
 There Are Many Sides to the Night (1994)
 Blues With A Feeling (1994)
 Watcher Of The Skies - Genesis Revisited
          (1996)
 A Midsummer Night's
            Dream (1997)
 The Tokyo Tapes (1998)
 Darktown (1999)
 Sketches of Satie (2000)
 Feedback 86 (2000)
 Live Archives 70,80,90s (2000)
 To
                Watch The Storms  (2003)
 Metamorpheus (2005)
 Wild Orchids (2006)
 
 
 
   
            
              | John
              Hackett - Checking Out of London
 |  
              | Label: | Hacktrax |  
              | Site: | johnhackett |  
              | Jaar:  | 2005 |  
              | Duur: | 50:05 |  
            
              | Recensent: | JProg |  
              | Waardering: |      |  |  John Hackett speelt op veel albums van zijn broer fluit. Zelfs
                heeft hij in 1999 samen met Steve een album gemaakt waarop
                alleen fluit en gitaar het instrumentarium waren. Dit ‘Sketches
                of Satie’ kan
            niet gerekend worden tot de progrock, hoewel vele liefhebbers hiervan
            deze cd zullen bezitten en zullen waarderen. Op John Hackett’s
            nieuwe cd ‘Checking Out of London’ doet, uiteraard zou
            je haast zeggen, Steve weer mee, maar ook Nick Magnus, een andere
            bekende van het tweetal. Deze laatste verzorgt zoals gewoonlijk de
            toetsen en drums. Verder is voor een aantal nummers die niet door
            John gezongen wordt  Tony Patterson als solozanger aangetrokken.
            Wat is het resultaat?
 ’Checking Out of London’ bevat, nogal verrassend, geen
            fluitspel. John heeft dit instrument thuisgelaten. Wel zijn er vele
            gitaarinvullingen van broer Steve, een argument te meer voor Hackettfans
            de cd aan te schaffen. En zij zullen niet teleurgesteld worden. Wat
            Steve doet is, zoals verwacht, uitstekend. Songs schrijven kan John
            goed, hoewel het wel allemaal aan de “poppy” kant van
            de muziek blijft. Het album biedt aangename, warme, goed gespeelde
            nummers die, zeker deze tijd van het jaar, goed zullen vallen. Broer
            John heeft een stem die sterk aan het timbre en de stijl van Steve
            doet denken en de zanggastrol wordt ingevuld door Tony Patterson,
            die deze met meer "Gabriel-feel” passend vertolkt.
 Het eerste nummer, ‘Late Trains’, heeft direct de typische
            Hackettsound en -opbouw die doet denken aan albums als ‘Defector’ en ‘Cured’,
            maar dat ook op latere Steve-albums zou passen. De volgende elf songs
            zijn stuk voor stuk smullen voor de liefhebbers. De harmonica van
            Steve op ‘The Hallway and the Pram’ is heel herkenbaar,
            haast authentiek. Andere uitschieters zijn ‘DNA’, met
            een erg mooie orkestratie en gitaar, het dromerige ‘Fantasy’ en ‘Dreamtown’,
            waarop Tony Patterson  enigszins een Genesis-sfeer oproept. Hoogtepunt
            is ook ‘Winter’, een echt "Family Hackett" nummer
            en de titelsong, 'Checking
            Out of London', met een pakkend refrein. Opvallend is weer de fraaie
            drumprogramming van Magnus. De keuze voor een drummer van vlees en
            bloed is bij deze muziekstijl met Nick Magnus aan boord moeilijk
            te maken. Persoonlijk blijf ik een voorkeur voor een echte drummer
             houden, het financiële aspect zal bij deze heren toch niet
             het probleem zijn.
 Als je van stevige, extravagante muziek met een harde rand houdt
            is deze John Hackett cd waarschijnlijk te braaf en te gepolijst.
            Het is melodieuze rock met sporadische raakvlakken met progrock,
            niet meer maar ook niet minder dan dat. En het is voor fans van Steve
            een heel plezierig  album.
 JProg (12-2005)Bezetting: John Hackett - lead Vocals, lead and acoustic guitars, bass guitar,
            keyboards
 Steve Hackett - lead guitar, harmonica
 Nick Magnus - drums, keyboards
 Tony Patterson - lead and backing vocals
 
 Discografie:
 Velvet Afternoon (2004)
 Checking Out of London (2005)
 
   
            
              | Halloween
                      - Le Festin
 |  
              | Label: | Musea |  
              | Site: | - |  
              | Jaar:  | 2001 |  
              | Duur: | 53:45 |  
            
              | Recensent: | JProg |  
              | Waardering: |      |  |  De Franse band Halloween heeft
              niets met het gelijknamige feest te maken. Evenmin als Nederland
              dit heeft, ondanks de commerciële drang hiertoe, maar deze
              tijd van het jaar zorgt er wel telkens voor dat ik het album ‘Le
              Festin’ uit
              de kast haal. Ik bezit de cd inmiddels ruim vier jaar maar een
              veeldraaier is het nooit geworden. Een verklaring.Halloween maakt sterk tegendraadse muziek die niet gemakkelijk
          te verteren valt. De onheilspellende, dissonante klanken van de
          viool van Jean-Philippe Brun en de toetsen van Gilles Coppin zorgen
          voor veel dramatiek waarbij een vergelijk met Van Der Graaf Generator
        en King Crimson zich af en toe opdringt. Zangeres Géraldine
            Le Cocq zingt het merendeel in het Frans en niet alleen de taalbarrière
            die Frans nu eenmaal meer is dan Engels draagt aan het ontoegankelijke
            bij. Wel zijn in het cd-boekje de songteksten in het Frans en Engels
            afgedrukt. Géraldine zingt niet gemakkelijk in het gehoor
            liggend, maar ze doet het vocale deel helder en zuiver. Het bevalt
            mij beter dan Jean-Philippe Brun, die gelukkig een kleiner deel van
            de teksten voor zijn rekening neemt. Hij is teveel een chansonnier
            die niet bij de muziek past. Of juist daardoor wel.
 De acht nummers die ons op ‘Le Festin’ voorgeschoteld
            worden zijn heel divers en boeiend maar blijven bepaald niet in de
            kop zitten. In vergelijking met eerder werk is ‘Le Festin’ minder
            symfonisch dan bijvoorbeeld het album ‘Merlin’ uit 1994.
            Iedere song heeft zijn eigen verhaal en verschillende aanpak waarbij
            de ruim tien minuten klokkende track ‘Shéhérazade’ zelfs
            naar de avant-gardistische aanpak met een vleug wereldmuziek van
            Jean Pascal Boffo lonkt. De laatste heeft de eindmix en “mastering” van
            het album gedaan, duidelijk niet zonder merkbare invloed. Verder
            blijft het donkere muziek die de toon zet, technisch bekwaam uitgevoerd,
            maar echte emotie is het probleem van deze cd. Het album vraagt tijd,
            geduld en kennelijk vele jaren Halloween om tot wasdom te komen.
            Tijd genoeg want sindsdien heeft de groep geen nieuw werk uitgebracht
            waarbij ik aanneem dat de band nog actief is en plannen op dit gebied
            heeft. Erg productief zijn ze trouwens niet met vijf albums waaronder één
            "live-cd"
            sinds 1988. En het is natuurlijk onzin om deze cd alleen met Halloween
            te beluisteren. Dat doe ik tenslotte met ‘Halloween’ van
          Pulsar ook niet.
 JProg (10-2005) Bezetting:Jean-Philippe Brun - violin, vocals
 Gilles Coppin - keyboards, backing vocals
 Philippe Di Faostino - drums
 Stéphane Kerihuel - guitar, vocals
 Emmanuel Martre - bass
 Gasten:Discografie:Géraldine Le Cocq - vocals
 Part One (1988)
 Laz (1989)
 Merlin (1994)
 Silence Au Dernier Rang! (1998)
 Le Festin (2001)
 
 
   
          
            | Hamadryad
                    - Safe in Conformity
 |  
            | Label: | Unicorn |  
            | Site: | hamadryad |  
            | Jaar:  | 2005 |  
            | Duur: | 58:12 |  
          
            | Recensent: | JProg |  
            | Waardering: |      |  |  Het vertrek van zanger Jocelyn Beaulieu, die
            er na het eerste album al de brui aangaf, heeft Hamadryad niet onberoerd
          gelaten. Vooral door de inbreng van deze Beaulieu had de band een Yes-achtige
          muzikale uitstraling. Dit werd bevestigd door het sterke en ook voor
          de platenmaatschappij Unicorn commercieel succesvolle album ’Conservation
          Of Mass’.
          De bakens zijn echter noodgedwongen danig verzet, getuige de nieuwe
          cd ‘Safe
          in Conformity’.
 Bassist Jean-François Désilets neemt tegenwoordig de zang
          voor zijn rekening en er moet worden vastgesteld dat dit geen onverdeeld
          genoegen is. Evenals zijn drie overgebleven medebandleden is Désilets
          op zijn instrument sterk maar zingen is toch iets van een andere orde.
 Hamadryad speelt stevige muziek met een scheut Genesis overgoten. Dus
          geen Yes en weinig Gentle Giant invloeden meer. De songs zijn nog wel
          complex van opzet waarbij steeds het muzikale avontuur gezocht wordt.
 Op de goede opener 'Anatomy Of A Dream’ is de zangpartij helaas
          direct de storende factor. En dat wordt er gaande weg het album niet
          beter op. Het volgende instrumentale maar erg korte ‘Sparks And
          Benign Magic’ gaat (te) snel over in ‘Self Made Men’.
          Deze track is rommelig van opzet en mist een rode draad. Via het korte
          bruggetje ‘Gentle Landslide’ volgt ‘24’, één
          van de betere nummers door de ontspannen atmosfeer en het geraffineerde
          ritmische fundament. ‘Frail Purpose’ heeft een herkenbare
          zanglijn en de gitaarsolo brengt ook dit nummer boven de middelmaat. ‘Sunburnt’ opent
          weer met een mooie gitaar en heeft eveneens een duidelijke melodielijn,
          iets wat regelmatig een gebrek blijkt. Op ‘One Voice’ wordt
          die trend niet voortgezet waarbij de zang wel erg matig is en de effecten
          disharmoniërend de song verder omlaag trekken. ‘Polaroid Vendetta’ doet
          de cd zelfs op een dood punt belanden. Maar herstel is er met ‘Alien
          Spheres’ waarop de toetsenbasis en gitaarinvulling aan oud-Genesis
          doet denken. Er wordt zelfs nog een eindsprint uitgeperst met het afsluitende
          bijna twaalf minuten durende ‘Omnipresent Umbra’. Het nummer
          duurt eigenlijk te lang om te blijven boeien maar er zitten mooie instrumentale
          stukken in.
 Per saldo is deze ‘Safe in Conformity’ geen stap vooruit
          ten opzichte van hun debuut, zelfs een flinke stap achterwaarts.
          De songs zijn niet allemaal even sterk en blijven je zeker niet achtervolgen
          ondanks het muzikale vakmanschap dat wel degelijk aanwezig is. En bovenal,
          een echte zanger is gewoon nodig om de weg omhoog terug te vinden.
          Jammer, maar het is niet anders.
 JProg (10-2005) Bezetting:Jean-François Désilets - lead vocals, six string electric
          bass, taurus moog pedals, midi pedals, twelves strings acoustic guitar
 Denis Jalbert - six string acoustic & electric guitars, backing
          vocals
 Francis Doucet - B3 & C3 Hammond organ mellotrons, minimoog, Roland
          synthetizers
 Yves Jalbert - drums & percussions, backing vocals
 Discografie:Conservation Of Mass (2001)
 Safe in Conformity (2005)
 
 
   
           
             | Harper,
                     Roy  - Once
  |  
             | Label: | Line
             Music |  
             | Site: | Royharper.com |  
             | Jaar:  | 1990 |  
             | Duur: | 41:40 |  
           
             | Recensent: | H
             'JoJo' de V |  
             | Waardering: |      |  |  Roy
          Harper: singer/songwriter met maatschappijkritische teksten uit de
           folkhoek. Wat doet een recensie van zo'n artiest op een site die zich
           richt op progressieve rock? Welnu, het antwoord is meerledig. Deze
           artiest heeft zijn invloed doen gelden op Pink Floyd, op 'Once'
              spelen progressieven mee als David Gilmour en Kate Bush en de muziek
              heeft ontegenzeggelijk progressieve kenmerken. Reden genoeg om
           in deze rubriek een plaatsje te reserveren voor deze enigszins mystieke
              artiest met een omvangrijk oeuvre.
 Roy Harper is sinds de jaren 60
            bevriend met David Gilmour en de andere Floyds. Toen Harper begin
            jaren 70 een hele plaatkant vulde met één
              track, overtuigde hij daarmee de leden van Pink Floyd. Het gaf hen
              de moed om 'Meddle' te tooien met één
              hele plaatkant 'Echoes'. Een niet onbelangrijk historisch gegeven
              derhalve. Daarnaast is Roy Harper de zanger op 'Have a Cigar' van
              Floydklassieker 'Wish you Were Here' en trad hij live met hen op.
              Tenslotte schijnt het nummer 'Berliners' van het hier besproken 'Once'
              de inspiratie voor Gilmour's 'A Great Day for Freedom' te zijn geweest,
              zoals u ongetwijfeld weet een track van 'The Division Bell'. In
              een boek dat ik over Pink Floyd heb staat een citaat van engineer
              John Leckie: "They worshipped Roy ,
              to Dave in particular Roy just
              couldn't do anything wrong". Kortom, de lijntjes tussen Floyd en
              Harper waren en zijn stevig.
 Is er iets terug te vinden van deze
          relatie op het in 1990 verschenen 'Once'? Jazeker. Direct al in één
              van de hoogtepunten van deze schijf, het openings- en titelnummer.
              Die track begint met synths en piano – hoewel niet vermeld op de
              hoes – en daaroverheen het typische en excellerende geluid van Gilmour's
              gitaar. Alsof 'Shine on your Crazy Diamond' staat te beginnen. Daarna
              ontrolt zich een werkelijk schitterend nummer met een mysterieus
              thema, niet in de laatste plaats door de achtergrondzang van Kate
              Bush. Harper's stem en manier van zingen kent veel eigen kenmerken
              maar in dit nummer komen zowel de stemmen van Roger Waters als Peter
              Hammill bij mij op. Kippevel is wat rest na de laatste klanken. Er
              zijn zo af en toe soundscapes, geluiden en stemmen op 'Once' te horen,
              waardoor de nummers geïntegreerd raken. 'Once in the Middle
              of Nowhere (Link)' is daar een voorbeeld van en vormt inderdaad de
              link naar 'Nowhere to run to'. Een door de akoestische gitaar gedomineerd
              nummer waarin Harper zijn gal spuwt over het leven. Getergd door
              de in die jaren over Salman Rushdie uitgesproken Fatwa, schreef Harper
              het nog steeds actuele 'The Black Cloud of Islam'. Een intrigerende
              en Dylaneske track waarin Harper op een gewaagde manier van leer
              trekt, op het gevaar af zelf onderwerp van een Fatwa te worden. Wat
              te denken van "I'm sick to the teeth of the news on the screen, of
              hisbullah scum and jihad the obscene. Whose men plant the bombs and
              then live feeling free, to watch woman and children killed on TV".
              En gaat hij verder "What kind of publicity needs so much blood
              that's not for some sad diabolical God, selling himself as a two-bit
              MacBeth as the  expert in sentencing cousins to death". Overigens
              toont ook het dagboek op Harper's site zijn betrokkenheid bij en
              machteloosheid rond het permanente drama op het wereldtoneel. Hierna
              volgen nog zes uitstekende tracks, waarvan 'Berliners' en 'Ghost
              Dance' er uitspringen. Eerstgenoemde laat een kwade Harper horen
              die zijn akoestische gitaar keihard aanslaat en Gilmour die elektrisch
              het gevecht graag aangaat. Het pakkende refrein doet de rest. 'Ghost
              Dance' zorgt ervoor dat dit werkstuk net zo eindigt als het begon,
              namelijk met een hoogtepunt. Een compositorisch sterk nummer waar
              zoon Nick Harper de gitaar overneemt van Gilmour. Desondanks zitten
              er veel Floydinvloeden in deze track, met name door de Waters-achtige
              en declamerende manier van zingen.
 Ik kan 'Once' aanraden aan een
              ieder die van pakkende muziek houdt waarbij de teksten ook iets
              wezenlijks te melden hebben. Bovendien beweegt Harper zich al tientallen
              jaren hoorbaar in de context van Pink Floyd. Alleen daarom al is
        dit een interessant werkstuk.
 H. 'JoJo' de V
        (2-2004)  Bezetting: Roy Harper – vocals, guitars, harmonica, dulcimer
 David
          Gilmour – electric guitars, blues guitar
 Nick Harper – electric guitars
 Tony Franklin – bass
 Steve Broughton – drums
 Kate Bush – backing vocals
 Discografie (een
              selectie van high-lights uit de 35 releases): Sophisticated
          Beggar (1967)
 Flat Baroque and Berserk (1970)
 Lifemask (1973)
 HQ (1975)
 Born in Captivity (1982)
 Work of Heart (1984)
 Once (1990)
 The Dream
          Society (1998)
 The Green Man (2000)
 
   
          
            | Helmet
                    of Gnats - Helmet of Gnats
 |  
            | Label: | Ambient
            Records |  
            | Site: | helmetofgnats |  
            | Jaar:  | 2005 |  
            | Duur: | 52:53 |  
            | Recensent: | JoJo |  
            | Waardering: |      |  |  
                          De leden van mijn ‘ingroup’ spraken vroeger
                onderling liefdevol maar assertief over ‘Pipo-muziek’ als
                het draaide om jazzrock en haar belendende percelen. De muziek
                van The Mahavishnu Orchestra, Brand X of de latere Soft Machine
                werd als vanzelf geassocieerd met onze nationale clown. De precieze
                reden weet ik niet meer maar het had in ieder geval te maken met
                de drukke en snelle manier van musiceren. “Sapperdeflap
              wat een gitaarsolo”, was steevast het commentaar. Of “De
              compositie is niet veel, maar wat kunnen die jongens spelen”.
              Het etiket ‘Pipo-muziek’ kwam als vanzelf weer boven
              water na beluistering van het debuutalbum, dat eigenlijk geen debuutalbum
              is, van Helmet of Gnats. Helmet of Gnats speelt volledig instrumentale jazzrock met een symfonische
      toets. Dat doen zij al een jaar of vijfentwintig in wisselende bezettingen
      en hun eigenlijke debuut op CD vond plaats in 1996, hoewel zij toen
      nog ‘A
              Helmet of Gnats’ heetten. Referenties met ‘hedendaagse’ bands
              zijn Happy the Man, Sphere3 en Niacin maar dan in een beduidend relaxtere
              versie. Het geluid wordt gedomineerd door de gitaren van Chris Fox
              en de toetsen van Matt Bocchino, wiens orgel goed vet klinkt. Het
              geheel staat op een solide basis met hoekige ritmes.
 Het titelloze album draait lekker weg en ondanks het feit dat het
              soms wat dringen is onder de laser - de ene solo wordt met de andere
              aangestoken - heb ik toch een aantal malen het gevoel gehad
              ongemerkt bij de eindstreep te arriveren. En daar ligt dan ook het
              kritiekpunt. Technische vaardigheid en een goed ontwikkelde ‘Pipo-competentie’ worden
              gepaard aan compositorische eenvormigheid en vlakheid. Boven het
              maaiveld steken uit ‘Almost Babylon’ en ‘Chimps
              in Space’.
              Eerstgenoemde doet denken aan de eerste soloalbums van Bill Bruford
              en kent een mooi melodisch ‘refrein’ en een lekkere hammondsolo.
              Laatstgenoemde duurt dertien minuten en biedt, alleen al door de
              lengte en de ‘breaks’, gelukkig meer afwisseling in melodische
              lijnen en solo’s en houdt daardoor de aandacht beter gevangen
              dan de rest van het album.
 Het werkstuk ligt hier overigens voor mij in een SACD-uitvoering
              - voor de echte liefhebber - en is getooid in een intrigerende
              digi-pack. Ik ben er namelijk nog steeds niet achter wat het voorwerp
              op de hoes voorstelt en dat bevalt mij wel. Resumerend heb ik hier
              te maken met een aangenaam album waarop knap gespeeld wordt - Mammaloe
              zou trots op ze zijn - maar dat de diepgang en gelaagdheid van
              genoemde referentiebands grotendeels mist. De muziek van Helmet of
              Gnats zal daarmee dreigen onder te gaan in de steeds maar uitdijende
              zee die ‘Het Meer van Hetzelfde’ heet
              en waar op de bodem de Waterlanders leven.
 
 JoJo (03-2006)
 
 Bezetting:
 Matt Bocchino - keyboards
 Mark Conese - drums, percussion
 Chris Fox - electric and acoustic guitars
 Wayne Zito - (fretless) bass
 
 Discografie:
 A Helmet of Gnats (1996; Out of Print)
 Helmet of Gnats (2004)
 
   
            
              | High Wheel - Back from the Void
 |  
              | Label: | Eigen beheer |  
              | Site: | high-wheel.de |  
              | Jaar:  | 2002 |  
              | Duur: | 64:30 |  
            
              | Recensent: | JProg |  
              | Waardering: |      |  |  Het bericht dat alle cd's van High Wheel in een geremasterde versie inclusief bonustracks uitkomen riep bij mij een wisselend gevoel op. Nu heb ik alle vier de albums - de gehele discografie - in de collectie, dus dat gaat nodeloos geld uitgeven opleveren of het brommend laten voor wat het is. Op zich is het een goede zaak, want de cd's, ooit min of meer in eigen beheer uitgebracht, zijn niet meer verkrijgbaar en High Wheel is een band die dit lot niet verdient. Een en ander was voor mij aanleiding om hun laatste album uit 2000 weer eens tevoorschijn te halen. Jprog (10-2006)‘Back from the Void' is de vierde cd van deze Duitse band. Op eerder werk refereerde ze bij mij vooral aan Pink Floyd, maar bij latere albums is dat meer en meer afgeschud. Een vergelijking met het eveneens Duitse RPWL ligt voor de hand, maar ik bespeur ook veel invloeden van Gentle Giant. Twee lange nummers, opgebouwd uit korte songs die min of meer aan elkaar geplakt zijn, domineren de cd.
 De muziek van High Wheel vraagt het een en ander van de luisteraar. Heftige momenten worden afgewisseld met rustige stukken maar vermoeiend is het af en toe wel. De zang is erg hoekig, soms theatraal meerstemmig en mede daardoor is het op den duur eentonig. Het Engels is overigens prima. De instrumentale gedeelten hebben mijn voorkeur waarbij de inventieve toetsenpartijen en de regelmatig mooi slepende gitaren heel symfonisch samengaan. ‘The Screamer' is het eerste lange nummer van ruim twaalf minuten en bestaat uit vier delen. Prachtige gitaarwerk opent de song, gevolgd door ontspannen zang en een mooie keyboardhorizon. Het drumwerk is meer dan uitstekend, die Uli Jenne kan er wat van. Een mooi deel vormt ‘Silent Room' waarin de gitaar van Wolfgang Hierl gebalanceerd duelleert met de toetsen van Andreas Lobinger. High Wheel op zijn best. 'Sleeples', ‘Void' en ‘Dark' zijn ook goede songs waarna het tweede lange nummer ‘Blind Arcer' aan de beurt is. Bijna tweeëndertig minuten in tien stukken gesplitst. Op zich een uitstekend muzikaal epos maar af en toe wat fragmentarisch. Ik zou ook aanbevelen dit deel apart te beluisteren, er zit zoveel verandering en wending in een relatief kort bestek dat het zo op het eind van het album een luisterbrei dreigt te worden. En dat zou jammer zijn want het is een hoogtepunt van de cd.
 ‘Back from the Void' is ongetwijfeld het beste High Wheel album na ‘There'. Origineel en verfrissend in de symforock stijl. Remastering lijkt mij daarnaast overbodig want het geluidsspectrum is uitstekend. Maar voor wie het nog niet heeft is de nieuwe uitgave een goede koop.
 
 Bezetting:
 Wolfgang Hierl - guitar, keyboards, flute, vocal
 Uli Jenne - drums
 Erich Kogler - bass, vocal
 Andreas Lobinger - keyboards, vocal
 Pia Horn - violin
 
 Discografie:
 1910 (1993)
 Remember the Colours (1994)
 There (1996)
 Back from the Void (2002)
 
          
 
             
               | Hostsonaten
                         - Springsong
 |  
               | Label: | Sublime |  
               | Site: | - |  
               | Jaar:  | 2002 |  
               | Duur: | 45:03 |  
             
               | Recensent: | H
               'JoJo' de V |  
               | Waardering: |      Max Score |  |  
          Mensen proberen 
              vaak muziek, literatuur of andere mensen onder te brengen in hokjes. 
              Dat biedt houvast en het vergemakkelijkt de communicatie. Ik 'bezondig' 
              mijzelf daar ook weleens aan: is het rechter- of linkerhersenhelft 
              muziek? Rechts plaats ik 'gevoelige, poëtische en/of lyrische 
              muziek', links veronderstel ik 'klinische, kille en/of door techniek 
              gedomineerde muziek'. Bij "Springsong" van Hostsonaten 
              is er geen twijfel mogelijk: zo rechts als het maar zijn kan. Sensitieve, 
              pastorale muziek in symfonische sferen waarbij het gemakkelijk associëren 
              is: bij iedere track doemen er beelden op van de kleuren van het 
              jaar en van de natuur. Niet zo vreemd gezien de titel en de andere 
              albums van het project Hostsonaten die eveneens een relatie leggen 
              met de natuur.Alle muziek is geschreven door Fabio Zuffanti. Een bezig baasje 
              bekend van o.a. Finisterre - zoals hij zelf zegt 'helaas ter ziele' 
              - en La Maschera di Cera. Maar hij is ook actief in de belendende 
              percelen van prog en symfo, zoals in de post-rock van laZona en 
              de electronische muziek van Spazio en Quadrophonic waarin hij onze 
              linkerhersenhelft bedient.
 Omdat Zuffanti zelf zeer ontevreden was over zijn zang op de andere 
              werken van Hostsonaten is hier gekozen voor een instrumentaal album. 
              Het album opent met "In the Open Fields" en met "Kemper/ 
              Springtheme". Hoewel de thema's in beide tracks mij bekend 
              voorkomen - waarschijnlijk gebaseerd op folk traditionals, al maakt 
              de hoes daar geen melding van - klinkt het adembenemend mooi, is 
              er een glansrol voor de viool van Caputo en refereren de 12-strings-gitaren 
              aan Anthony Phillips. "Living Stone and 1st Reprise" vormt 
              hierop een logisch vervolg, met verdienstelijk fluitspel van Biagini 
              afgelost door prachtige vioolsolo's. Van het pastorale "She 
              sat writing Letters on the Riverbank" raakt mijn rechterhersenhelft 
              in vervoering. Het nummer zou zo een onderdeel kunnen zijn van de 
              'moderne' klassieke muziek van Arvo Pärt en het sluit in stijl 
              af met een mysterieus gesproken woord van de overleden filmregisseur 
              Andreij Tarkowskij.
 In "The Underwater and 2nd Reprise" worden jazzy akkoorden 
              vermengd met een symfo-typische gitaarsolo. Het experimentele en 
              psychedelische "Lowtide" gaat over in "The Wood is 
              alive with the Smell of Rain", een nummer waarin een perfecte 
              symbiose plaatsvindt tussen folk en symfo en een heerlijke hammond 
              orgelsolo is te horen. En geloof me: u ruikt het bos. Zuid-Amerikaanse 
              folk horen we in "Evocation of Spring", dat de voorbode 
              is van het 13 minuten durende "Toward the Sea". In dit 
              nummer en haar drie onderdelen komen alle muzikale invloeden die 
              we in de voorgaande nummers hoorden tezamen en keert het "Springtheme" 
              terug. Een sterke en smaakvolle culminatie van een grandioos album, 
              met name geschikt voor de late avond.
 Een laatste pluim op zijn hoed heeft Zuffanti te danken aan het 
              prachtige art-work. Per track is een kaartje bijgevoegd met een 
              afbeelding uit de "Bible of Borso D'este" uit het jaar 
              1400. Hoewel de plaatjes wat aan de zoete kant zijn en het goed 
              zouden doen op een wandtegeltje, past deze hoes perfect bij het 
              muzikale aanbod en teisteren hoes en CD op een aangename manier 
              mijn rechterhersenhelft 
.
 H. 'JoJo' de
                   V (2003)
 Bezetting:
 Fabio
               Zuffanti - 12 strings guitar, bass
 Sergio Caputo - violin
 Francesca Biagini - flute
 Agostino Macor - piano, moog, mellotron, organ
 Frederico Foglia - drums, percussion
 Stefano Marelli - lead guitar, 12 strings
 Roberto Vigo - piano
 Boris Valle - piano
 Discografie:Hostsonaten (1997)
 Mirrorgames (1998)
 Springsong (2002)
 
   
              
                | Steve
                        Howe - Spectrum
 |  
                | Label: |  |  
                | Site: | stevehowe |  
                | Jaar:  | 2005 |  
                | Duur: | 60:43 |  
              
                | Recensent: | JProg |  
                | Waardering: |      Max Score |  |  Aan de wand van een redactielokaal van OJE Music hangt al heel
              lang een poster van Steve Howe. Deze werd destijds, in 2002, verspreid
              ter ondersteuning van de release van de cd 'Skyline'. Op deze poster
              staat, vrij vertaald, een mooie samenvatting. 
 ”Al bijna 35 jaar, nu dus 38, één van de meest
              vooraanstaande gitaristen uit de popmuziek. Hij is bekend van zijn
              werk als lid van Yes, Asia, ABWH, GTR en als soloartiest. Zijn
              melodieuze en intense spel met progressieve-, klassieke- en jazzingrediënten
              brengt de luisteraar naar ongekende hoogten”.
 
 Werk van hoog niveau dus, hoewel er zeker mindere albums in zijn omvangrijke
  discografie te vinden zijn. Maar het is een artiest met een staat van dienst
  die “credit” heeft opgebouwd, dus dat moet kunnen. Zo zijn bijvoorbeeld de
  momenten waar Steve de vocale bijdrage voor zijn rekening meende te moeten
  nemen minder geslaagd.
 Een verandering van de laatste jaren is ook het ontstaan van een familiebandje ‘Remedy'
  met zoons Dylan op drums en Virgil op toetsen. Op het nieuwe Steve Howe album ‘Spectrum'
  zijn beiden weer van de partij ditmaal aangevuld met keyboards van Oliver Wakeman
  en niemand minder dan Tony Levin als bassist. Vooral de laatste voegt een bijzonder
  aspect aan het werk toe met zijn altijd geweldige spel. Er is, gelukkig zou
  ik haast zeggen, geen zang. Steve heeft geluisterd.
 'Spectrum' biedt vijftien korte, drie tot vijf minuten, songs met uiteraard
  de dominerende virtuoze en expressieve gitaar van Steve Howe. Een beetje meer
  blues- en countryinvloeden misschien en sfeer van andere landen dan we gewend
  zijn. 'Band of Light' bijvoorbeeld heeft een mooie Latin-groove die aan Santana
  doet denken. 'Raga Of Our Times' opent met tabla en sitar, maar ontwikkelt
  zich snel naar de bekende Howe-tempo-stijl. De toetsen bevallen mij hier minder,
  het lijkt wel of Virgil nog met zijn Nintendo bezig is.
 Mooi is altijd het vermogen van Steve Howe om in korte songs zo veel stijlen
  en elementen samen te voegen. Het klassieke element in de rock voert op Howe's
  onnavolgbare manier de boventoon op nummers als ‘Labyrinth', ‘Without Doubt'
  en ‘Hour Of Need', blues en country daarentegen op ‘Fools Gold', ‘Where Words
  Fail' en ‘Livelihood'. Daarnaast doen ‘Realm Thirteen' en vooral ‘Highly Strung'
  bij uitzondering aan Yes denken.
 Steve wilde met ‘Spectrum' een fris en optimistisch album maken vol met natuurlijke
  energie. Het is met recht een zomeralbum geworden, lichtvoetig met mooie melodieën.
  Het blijft zeer herkenbaar als een cd van Steve Howe, maar zoals altijd weet
  hij op zijn unieke wijze nieuwe ideeën in de gevarieerde songs te vervlechten.
  Top in zijn klasse.
 
 JProg (6-2005)
 Bezetting: Steve Howe - gitaar
 Tony Levin - bas
 Oliver Wakeman - keyboards
 Virgil Howe - moog
 Dylan Howe - drums
 
 Discografie (alleen solo):
 Beginnings (1975)
 The Steve Howe Album (1979)
 Turbulence (1991)
 The Grand Scheme of Things (1993)
 Not Necessarily Acoustic (1994)
 Homebrew (1996)
 Quantum Guitar (1998)
 Pulling Strings (1999)
 Portraits of Bob Dylan (1999)
 Homebrew 2 (2000)
 Natural Timbre (2001)
 Skyline (2002)
 Elements (2003)
 Spectrum (2005)
 
 
   
              
                |  Steve
                Howe & Paul Sutin - Seraphim
 |  
                | Label: | CMC
                International |  
                | Site: | Steve
                howe.com |  
                | Jaar:  | 1995 |  
                | Duur: | 43:32 |  
              
                | Recensent: | H
                'JoJo' de V |  
                | Waardering: |      |  |  De bijdragen van Steve Howe aan Yes
                  zijn boven alles verheven. En ook zijn solowerken bevatten
                  - op een enkele uitzondering na - een aangename sfeer, gitaartechnische
                  hoogstandjes en aanvaardbare tot goede composities. Van Zwitser
                  Paul Sutin is weinig anders bekend dan dat hij componeert,
                  de toetsen beroert en co-producer was van Howe's album 'Skyline'
                  uit 2002. Het duo wordt op het hier besproken album aangevuld
                  tot een trio met Carlo Bettini, eveneens op keyboards.Howe
              en Sutin laten op 'Seraphim' muziek horen die ik zou willen
              kenschetsen als new age. En dan weet u vast wel wat ik bedoel.
              De toetsen spelen de hoofdrol en bepalen doorgaans de melodie.
              Daaroverheen zetten de gitaren van Howe de accenten, slechts
              af en toe gelardeerd met een solo op de snaren. Als u van dit
              soort muziek houdt beveel ik u echter aan 'Seraphim' links
              te laten liggen en u te richten op albums van bijvoorbeeld
              Gandalf, Nic Potter of Gordon Reid. Die artiesten bereiken
              in dit segment een beduidend hogere kwaliteit, zeker ook compositorisch,
              dan het hier gebodene. De tracks op 'Seraphim' neuzelen maar
              door, ontwikkelen zich niet of nauwelijks en eindigen zoals
              ze begonnen. Dieptepunten zijn wat dat betreft het titelnummer
            en 'San
            Marco's Journey'. Slaapverwekkend, muzikaaltechnisch oppervlakkig
            en compositorisch ver onder de maat. Maar per saldo geldt dit
            voor alle tracks. Ik weet niet of het komt doordat Steve Howe
            vegetariër is maar dit album is 'vlees noch vis'. Een cynische
                grap maar dat houdt mij overeind bij het schrijven van deze review.
 Ik heb dit album pas twee keer integraal beluisterd. "Maar
                JoJo dat is toch veel te weinig om tot een oordeel te komen?" hoor
                ik u brommen. Welnu, ik kan u verzekeren dat die twee luistermomenten
                al een hele prestatie waren. Een topprestatie
                zelfs. U kunt beter het solowerk van Howe onderzoeken of u wenden
                tot het tweede project samen met Paul Sutin, 'Voyagers', dat
                beter te pruimen valt. Zoals u hieronder kunt lezen.
 H. 'JoJo' de V (03-2005)  Bezetting: Steve Howe - 12 string acoustic guitar, koto, pedal steel,
              electric guitar, steel guitar, fretless bass
 Paul Sutin - acoustic piano, synthesizers programming
 Carlo Bettini- acoustic piano, synthesizers programming
 Barry Schulmann - flute, soprano sax on 'San Marco's Journey'
 Discografie: Seraphim (1995)
 Voyagers (2000)
 
   
              
                | Steve
                          Howe & Paul Sutin - Voyagers
 |  
                | Label: | Armoury Records |  
                | Site: | Steve
                howe.com |  
                | Jaar:  | 2000 |  
                | Duur: | 45:40 |  
              
                | Recensent: | H
                'JoJo' de V |  
                | Waardering: |      |  |  Schreef ik dat luisteren naar hun vorige project 'Seraphim'
                een ware bezoeking was, dat is bij 'Voyagers' geenszins het geval.
                Eerstgenoemde album richt zich op slaapverwekkende new age zonder
                ziel en structuur. 'Voyagers' is echter een album geworden met
                een kop, een romp en een staart, duidelijke melodielijnen, een
                betere synergie tussen de keyboards van Sutin en het gitaarspel
                van Howe en wat meer stevigheid en ritmiek. Dit laatste ook door
                de inzet van drummer en zoon Dylan Howe.Het
                album opent met 'Sweet Eternity'. Zoals
                Steve stelt "that is my favourite track of the album, because
                it's a bit sentimental and very emotive". Dat
                omschrijft deze track goed en is per saldo een goede kenschets
                van het gehele album. De track doet denken aan Andreas Vollenweider
                die een snuifje Pat Metheny tot zich neemt. 'Telepathy' is eveneens
                een prima track waarin Howe zijn kunnen toont op de (steel)guitars,
                de jazz en rock elkaar vinden en, zoals de hoestekst laat weten,
                optillen naar een lekkere "new groove …. where New Age meets
                New Wave". 'Sanctuary' kent een latijnse basis en steekt goed
                in elkaar door een aardige afwisseling van wat complexere ritmes
                met wat licht symfonische toets- en gitaarklanken. Het titelnummer
                laat een lustig solerende Steve Howe horen, al ligt hier het
                'neuzelgehalte' van het album 'Seraphim' weer enigszins op de
                loer. De gedachte aan zoetgevooisde Willem O'Duys muziek voor
                de zondagochtend doet dan weer opgeld. Een gevoel dat zich bij
                een aantal daaropvolgende tracks nog een aantal keren voordoet
                al is het thema in het lome 'Sonar Call' prachtig. Overigens
                steken 'Quantum Leap' - up tempo en relatief stevig - en 'Pied
                Piper' - lichte jazz-rock, al is het thema wat naïef en
                lullig - er nog bovenuit.
 'Voyagers'
              refereert veel meer dan 'Seraphim' aan het solowerk van Steve
              Howe en kent een aantal piekmomenten daar waar jazz, new age
              en symfonische elementen elkaar raken. Op andere momenten dreigt
              het gevaar van 'easy listening' en zou
vertoning als achtergrond in lift of supermarkt passend zijn. Maar alles overziende
is dit een lekker album om op weg te dromen en houden de ritmes mij wakker. Bij
het hierboven besproken 'Seraphim' lag ik al geruime tijd te snurken.
 
 H. 'JoJo' de V (03-2005)
 Bezetting: Steve Howe - all guitars and basses
 Paul Sutin - keyboards, programming
 Mike Marshall - keyboards
 Dylan Howe - drums
 
 Discografie:
 Seraphim (1995)
 Voyagers (2000)
     © 2003-2025 OJE Music OJE Web All Rights Reserved  
 |